Veelgestelde vragen over Integriteit
Persoonlijk belang en meestemmen bij locatie windmolens
Er wordt binnenkort in de raad gestemd over de aanwijzing van een zoeklocatie voor windmolens. Het het college stelt twee locaties voor. Het is de bedoeling dat de windmolens worden ontwikkeld met tenminste 50% lokale particuliere participatie (windcoöperatie o.i.d.) binnen 1500 m van de locatie. Een van de raadsleden woont binnen de grenzen van een locatie en zou dus deel kunnen nemen aan die particuliere ontwikkeling van de windmolens daar. Als ik de uitleg en recente jurisprudentie rond artikel 28 Gemeentewet volg, zou het betreffende raadslid wel mogen meestemmen, maar de besluitvorming niet mogen beïnvloeden. Klopt mijn redenering?
Antwoord: Vooropgesteld: onderwerpen als deze, over (mogelijke) verstrengeling van belangen, zijn zeer casuïstisch. Het komt aan op feiten en omstandigheden welke per individueel geval een rol spelen en moeten worden gewogen, soms door de rechter. Elke situatie is anders, het ligt nooit zwart/wit.
Een tweede punt is dat het raadslid zelf de afweging moet maken over zijn rol in zowel de voorbereidingen en beraadslagingen als over de vraag of hij al dan niet gebruik maakt van zijn stemrecht in de raadsvergadering.
Allereerst is er de vraag in hoeverre er sprake is van een persoonlijk belang.
Het raadslid woont binnen een gebied waar windmolens worden gepland, en waar hij ZOU kunnen meedoen aan een particuliere ontwikkeling van die windmolens. Het enkel wonen in dat gebied levert geen persoonlijk belang op. Daarvan zou wel sprake kunnen zijn als het raadslid van plan is om een belang te nemen in deze ontwikkeling.
De lijn in de jurisprudentie is dat eventuele strijd met de wet (artikel 28 Gemeentewet) alleen nog maar in bijzondere gevallen wordt aangenomen. Daarvoor is in ieder geval nodig dat het raadslid de besluitvorming daadwerkelijk beïnvloedt ten gunste van een eigen, persoonlijk belang in zijn/haar rol als raadslid.
Met andere woorden: er moet dus daadwerkelijk sprake zijn van bijzondere omstandigheden, wil men zich als raadslid onthouden van stemming en deelneming aan de beraadslagingen.
Het betrokken lid beslist te allen tijde zelf of hij al of niet aan de stemming en besluitvorming deelneemt. Wel is het verstandig dat een raadslid, als een mogelijk persoonlijk belang aan de orde is, dit in de discussie aangeeft.
De door de gemeenteraad vastgestelde gedragscode kan regels bevatten hoe als raadslid om te gaan in situaties waarbij belangenverstrengeling dreigt, zoals het zich onthouden van beïnvloeding van besluitvorming in de andere fases van het besluitvormingsproces.
Ligt de termijn voor het indienen van declaraties vast?
In onze Verordening rechtspositie decentrale ambtsdragers is opgenomen dat declaraties van statenleden binnen 3 maanden moeten worden ingediend. Een statenlid heeft nu een declaratie ingediend buiten die termijn van drie maanden (en die is dus niet goedgekeurd). Is die termijn van indienen binnen drie maanden afgeleid van ‘goed gebruik’ (je komt die termijn op veel plaatsen tegen) of is dit afgeleid van rijksregelgeving?
Antwoord: In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers staat niets over de termijn waarbinnen een declaratie moet worden ingediend. Dit wordt aan de provincie of de gemeente zelf gelaten. Deze regelen het in de rechtspositie-verordening. Zo geeft de modelverordening van de VNG geen specifieke richting aan de bepaling van de declaratietermijn.
Het zou dus inderdaad kunnen dat een termijn van drie maanden als goed gebruik kan worden bestempeld. Ook een termijn van twee maanden wordt wel gehanteerd.
In de praktijk betreft de declaratietermijn een termijn van orde, dus geen fatale termijn. Dat betekent dat er dus soepel mee kan worden omgegaan. Wel is er een uiterste indieningstermijn in verband met het sluiten van de jaarlijkse boeken. Er zijn altijd wel personen die hier ieder jaar te laat mee plegen te zijn. Die kunnen daar op aangesproken worden.
Kan een raadslid zich onthouden van stemming, in het geval waar art. 28 van de Gemeentewet niet van toepassing is?
Een van de raadsfracties wil zich komende raadsvergadering onthouden van stemming bij een collegevoorstel. Wij hebben het volgende geadviseerd: je kunt je niet onthouden van stemming, tenzij op grond van art. 28 van de Gemeentewet (belangenverstrengeling, maar dat is hier niet van toepassing).
Je stemt voor of je stemt tegen. Als je niet wil meestemmen, kan dat alleen door voorafgaand aan de beraadslagingen weg te lopen uit de raadzaal en dus afwezig te zijn. Je kunt wel van te voren een stemverklaring afleggen.
De voorzitter heeft echter tegen de fractievoorzitter gezegd dat zij bij stemming niet hun hand moeten opsteken (de raad stemt met handopsteking).
Hoe adviseren jullie in deze kwestie? Ik las een artikel van Elzinga, die stelt dat raadsleden een publieke plicht tot stemming hebben, tenzij er sprake is van belangenverstrengeling.
Antwoord: De griffier geeft hier zelf het goede antwoord. Uit artikel 28 van de Gemeentewet vloeit voort dat een raadslid moet stemmen en zich daarvan in de raadzaal niet kan onthouden. Wil het raadslid per se niet stemmen dan zal hij/zij zich buiten de raadzaal moeten begeven op het moment dat de stemming daar is.
Mag een raadslid dat ambtenaar is van een buurgemeente aanblijven in het geval van een ambtelijke fusie?
Antwoord: Het ministerie van BZK geeft aan dat een raadslid formeel wel kan aanblijven, mits geregeld wordt dat hij niet voor zijn eigen gemeente zal werken. Dat zal niet in alle gevallen lukken, maar is wel een richtlijn.
Mag een raadslid dat tevens terraseigenaar is meestemmen over verhoging van de precariobelasting?
Bij ons in de raad komt de precariobelasting in stemming. Een onderdeel van de precariobelastingen is de belasting voor het houden van een terras. Eén van onze raadsleden is mede-eigenaar van een café. Ieder jaar dat dit onderwerp aan de orde is geweest mocht het betreffende raadslid deelnemen aan de stemming. Dit jaar zijn er andere geluiden. Dit komt door het feit dat het college heeft voorgesteld om het tarief voor het houden van een terras met 900% te verhogen.
Antwoord: Deze vraag betreft artikel 28 eerste lid van de Gemeentewet.
Uit de meest recente jurisprudentie (uitspraken Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State “Graft-De Rijp” en “Middelburg”) blijkt dat raadsleden bij een persoonlijk belang wel mogen meestemmen. Dat is hun fundamenteel recht. Een besluit van de raad wordt pas onrechtmatig als aannemelijk is dat een raadslid dat besluit aanmerkelijk heeft beïnvloed. Bij een persoonlijk belang kan een raadslid dus alleen voor of tegen een besluit stemmen, maar hij mag dat besluit niet beïnvloeden. De Raad van State maakt onderscheid tussen het moment van stemmen over het besluit en het traject dat daaraan voorafgaat. Een raadslid beïnvloedt de besluitvorming door zich in de discussie in de raadscommissie of de raad te mengen, amendementen of moties in te dienen of door zich in of buiten de fractie daadwerkelijk met de meningsvorming bezig te houden. Het raadslidmaatschap beperkt zich in die situaties dus tot de kern, namelijk het uitbrengen van de stem. Van het onthouden van zijn stem hoeft geen sprake te zijn. Uiteindelijk is het uiteraard aan het raadslid met een persoonlijk belang zelf om de afweging te maken of hij zich onthoudt van stemming of niet. De mate van verhoging van de precario speelt bij die afweging geen rol.
Moet een nevenfunctie van de wethouder openbaar worden gemaakt ook als betrokkene er geen inkomsten uit ontvangt?
Een wethouder is directeur en Groot Aandeelhouder in een BV met als doelstelling beleggingsinstelling met beperkte treding. Sinds de bestuurder wethouder is, is de BV niet actief en keert geen inkomen uit. De wethouder is van mening dat hij deze functie niet openbaar hoeft te maken in het openbare register van nevenfuncties. Graag hoor ik uw advies of dit een juiste constatering is of dat openbaarmaking gewenst of zelfs verplicht is.
Antwoord: In dit geval is artikel 41b derde lid Gemeentewet van toepassing en moet de nevenfunctie gewoon openbaar gemaakt worden. Het enkele feit dat de BV geen inkomen uitkeert doet naar het oordeel van de juridische vraagbaak niet ter zake. Het gaat er om dat betrokkene de nevenfunctie meldt. Voor iedereen is dan glashelder hoe het zit.
Moeten/mogen de fractiegenoten meestemmen?
Een aantal raadsleden heeft klachten ingediend tegen een mede-raadslid i.v.m. vermeende schending van de integriteitsregels (gedragscode voor raadsleden). Inmiddels is een onafhankelijk onderzoek daarover uitgebracht (bureau Berenschot) en de uitkomst laat zien dat de klachten gegrond zijn.
Aan de raad wordt voorgesteld om de conclusies van dat bureau te onderschrijven.
De vraag is of de fractiegenoten van dat betreffende raadslid op grond van de Gemeentewet over dat onderwerp mogen/moeten meestemmen (of dat zij zich vanwege betrokkenheid t.a.v. hun fractiegenoot moeten onthouden van een stem). Achtergrond van deze vraag is dat het betreffende raadslid nog steeds goed ligt in z’n fractie en het is voor te stellen dat zijn fractiegenoten zich willen onttrekken aan een stemming).
Antwoord: De fractiegenoten moeten meestemmen over deze kwestie, aangezien zij als raadslid tot stemmen gehouden zijn en de uitzonderingen van art. 28 lid 1 Gemeentewet niet van toepassing zijn. Men kan ervoor kiezen tijdelijk de raadzaal te verlaten wanneer de stemming aan de orde komt, maar dit dient gelet op de taak en verantwoordelijkheid van raadsleden niet te worden aangemoedigd.
Kan een raadslid een dwangsom ontvangen?
Kan een raadslid de gemeente in gebreke stellen en eventueel een dwangsom ontvangen als niet tijdig op een bezwaarschrift is beslist gelet op het bepaalde in art. 15 Gemeentewet?
Antwoord: Artikel 15 Gemeentewet ziet op het handelen door een raadslid als advocaat, adviseur, gemachtigde of vertegenwoordiger van derden in geschillen met de gemeente. Het artikel ziet niet op de situatie waarin een raadslid zelf procedeert tegen de gemeente. Hoewel het hoogst ongebruikelijk is en het de vraag is of een raadslid dit zou moeten doen, bestaan er geen wettelijke beletselen. Noch art. 15 Gemeentewet noch enig ander artikel verbiedt het een raadslid gebruik te maken van de rechten, zoals ieder ander die ook heeft.
Kan een medewerker van een gemeenschappelijke regeling worden voorgedragen voor benoeming tot commissielid niet-raadslid zijnde bij één van de deelnemende gemeenten?
Antwoord: Ja, dat kan. Op de website van de VNG valt te lezen dat een medewerker van een gemeenschappelijke regeling kan worden benoemd tot raadslid van een deelnemende gemeente. Daaruit volgt dat hij ook kan worden benoemd tot commissielid niet-raadslid zijnde; waar het meerdere mag, mag ook zeker het mindere.
De uitleg op de website van de VNG:
Mag een medewerker van een regionale dienst in het kader van een gemeenschappelijke regeling ook raadslid zijn?
“Het ambtenaarschap is ingevolge artikel 13, eerste lid, onder o, onverenigbaar met het raadslidmaatschap. De bepaling
ambtenaar of ambtenaar van politie, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur ondergeschikt geeft aan dat het in ieder geval moet gaan om een rechtspositionele of functionele ondergeschiktheid. Ter beantwoording van de hierboven gestelde vraag is nog steeds de volgende uitspraak van belang. In Koninklijk Besluit 28 november 1958, nr. 8, ARB 1959, blz. 247 (Druten) werd geoordeeld dat het raadslidmaatschap verenigbaar was met de functie van kringhoofd van een regionale dienst. Het kringhoofd is namelijk in dienst van een zelfstandig rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam dat bij de gemeenschappelijke regeling was opgericht en derhalve niet ondergeschikt aan het gemeentebestuur.”
NB Aandachtspunt is wel de deelname aan besluitvorming wanneer het gaat om de Gemeenschappelijke Regeling.
Is de verantwoording van de fractievergoeding openbaar? Zo ja, moet deze actief openbaar worden gemaakt?
Antwoord: Fractievergoeding wordt toegekend op grond van een verordening, voortvloeiend uit artikel 33 Gemeentewet. Uit jurisprudentie blijkt (bv RvS 2 sep 2015 ECLI:NL:RVS:2015:2750) dat de Wet openbaarheid van bestuur van toepassing is op de verantwoordingen van fracties over de besteding van de tegemoetkoming. De verantwoording is dan ook openbaar. Actief openbaar maken geschiedt door de besteding van de vergoeding over een voorgaand jaar bij raadsvoorstel vast te laten stellen, maar houdt niet in dat de bonnetjes daarbij moeten zitten. Die kunnen evt. openbaar worden gemaakt bij een beroep op de WOB. Daarbij kan als aandachtspunt worden meegegeven dat na een belangenafweging i.h.k.v. de WOB besloten kan worden het totaalbedrag van een bonnetje wel zichtbaar te maken, maar de uitgaven op het bonnetje niet.
Kan een Statenlid dat penningmeester en bestuurslid is van de fractiestichting deelnemen aan de stemming over de afrekening van de fractievergoedingen?
Antwoord: Het gaat in dit geval om artikel 28 eerste lid onder a Provinciewet.
Het betreft hier een aangelegenheid die het Statenlid rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken, indien hij als penningmeester bevoegd is de fractiestichting in en buiten rechte te vertegenwoordigen.
Uit de meest recente jurisprudentie (uitspraken Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State “Graft-De Rijp” en “Middelburg”) blijkt dat raadsleden bij een persoonlijk belang wel mogen meestemmen. Dat is hun fundamenteel recht. Een besluit van de raad wordt pas onrechtmatig als aannemelijk is dat een raadslid dat besluit aanmerkelijk heeft beïnvloed. Bij een persoonlijk belang kan een raadslid dus alleen voor of tegen een besluit stemmen, maar hij mag dat besluit niet beïnvloeden. De Raad van State maakt onderscheid tussen het moment van stemmen over het besluit en het traject dat daaraan voorafgaat. Een raadslid beïnvloedt de besluitvorming door zich in de discussie in de raadscommissie of de raad te mengen, amendementen of moties in te dienen of door zich in of buiten de fractie daadwerkelijk met de meningsvorming bezig te houden. Het raadslidmaatschap beperkt zich in die situaties dus tot de kern, namelijk het uitbrengen van de stem. Van het onthouden van zijn stem hoeft geen sprake te zijn. Uiteindelijk is het uiteraard aan het raadslid met een persoonlijk belang zelf om de afweging te maken of hij zich onthoudt van stemming of niet.
Dit geldt mutatis mutandis eveneens voor Statenleden. Overigens kan noch de voorzitter noch de Staten verhinderen dat betrokkene zijn stem uitbrengt, daar gaat het Statenlid zelf over.
In voorkomend geval kan het vernietigingsrecht uitkomst bieden en in de praktijk alleen dan nog maar als het Statenlid de besluitvorming heeft beïnvloed.
De gedragscode van een bedrijf bevat regels over het bedrijfsbelang en hoe het personeel zich daarover uit laat.
Bij dat bedrijf werkt ook een aantal raadsleden. Hoe verhoudt zich een gedragscode van het bedrijf zich met de eed van het raadslid?
Antwoord: De naleving van een gedragscode van een bedrijf is een kwestie tussen werkgever en werknemer (raadslid). Een geschil hierover dient binnen deze constellatie te worden behandeld (mogelijk met inschakeling van vakbond of ondernemingsraad).
Het gaat te ver om als bedrijf een werknemer/raadslid te verplichten om altijd het bedrijfsbelang voorop te stellen. Mogelijk is hier sprake van rechtstreekse strijdigheid met de Gemeentewet. Ook kan de mogelijkheid voor werknemers van een bedrijf om als raadslid actief te zijn, in het gedrang komen. Dit is een niet wenselijke situatie.