Vergaderorde

Is gewogen stemming in artikel 84 Gemeentewet commissies, zoals het fractievoorzittersoverleg, mogelijk?

Antwoord: Het principe is ‘one man one vote’. Het toepassen van gewogen stemmingen vormt daar een inbreuk op en vereist een uitdrukkelijke wettelijke grondslag. De Gemeentewet kent een dergelijke grondslag niet. Gewogen stemmingen zijn daarom niet toegestaan. Dat laat zich ook verklaren uit het feit dat ieder raadslid of commissielid een individueel mandaat heeft en formeel gezien, geen fractie vertegenwoordigt.

Welke rechten hebben commissieleden?

Toelichting vraag: Vanuit een van onze fracties komt de vraag naar wat precies de rechten van commissieleden, niet zijnde raadsleden zijn. Het gaat met name om het stellen van technische vragen, politieke vragen en de verzoeken om ambtelijke bijstand in voorbereiding op motie, amendement of initiatiefvoorstel of iets dergelijks.

Antwoord: We gaan er van uit dat de vraagstelling ziet op commissies als bedoeld in artikel 82 Gemeentewet. Dit artikel bepaalt het wettelijk kader voor de leden van deze commissies.

De invulling van de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van een dergelijke commissie wordt ingevolge lid 1 overgelaten aan de raad. In de praktijk krijgt dit invulling via het Reglement van Orde en de Verordening op de raadscommissies en is er ruimte voor lokale inkleuring. Hierin kan dus geregeld worden of commissieleden vragen mogen indienen, ambtelijke bijstand krijgen, etc.. Of een verruiming van de taken en bevoegdheden van deze commissieleden wenselijk is, is meer een vraag welke de lokale bestuurscultuur aangaat en niet juridisch van aard is.

Op welke termijn kan een raadsvergadering worden uitgeschreven?

Toelichting vraag: Kan er, afwijkend van de reguliere termijn voor het uitschrijven van een raadsvergadering zoals die is opgenomen in het Reglement van orde, een raadsvergadering op kortere termijn worden belegd?

Antwoord:  In de artikelen 17 en 19 Gemeentewet zijn geen termijnen opgenomen voor het uitschrijven van een raadsvergadering. Een raadsvergadering kan worden uitgeschreven op kortere termijn dan opgenomen in het RvO. In het betreffende RvO wordt een termijn genoemd, maar meestal biedt het RvO de mogelijkheid om op voorstel van de voorzitter een besluit te nemen waarin het RvO niet voorziet of indien twijfel rond de toepassing van het Rvo bestaat. Het is dus mogelijk een raadsvergadering uit te schrijven met een kortere termijn dan opgenomen in het RvO. Het advies is om dit vooraf te bespreken met de fractievoorzitters, zodat er draagvlak ontstaat. De raadsvergadering kan immers pas geopend worden indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is (artikel 20 lid 1 Gemeentewet).

Wie vervangt de plaatsvervangend voorzitter van de raad? 

Toelichting vraag: De raad heeft een waarnemend voorzitter aangewezen. Nu doet de situatie zich voor dat de voorzitter/burgemeester aanwezig is en er een voorstel uit haar portefeuille aan de orde komt. De waarnemend voorzitter is dan met vakantie. Vragen: Treedt dan automatisch artikel 77 Gemeentewet in werking en neemt dan het langstzittende lid de waarneming voor zijn rekening? Of mag zij zelf voorzitten en de vragen beantwoorden? En wie is het langstzittend lid? Want we zijn een heringedeelde gemeente. Telt de termijn van de oude gemeente mee, al dan niet onafgebroken? 

Antwoord: De burgemeester kan weliswaar zelf voorzitten als een onderdeel dat haar portefeuille regardeert aan de orde is, maar de juridische vraagbaak adviseert met klem om dat niet te doen, juist om de scheiding tussen burgemeester als voorzitter raad en burgemeester als portefeuillehouder helder te houden. Wanneer de burgemeester niet zelf voorzit als haar agendapunt aan de orde is, is artikel 77 eerste lid Gemeentewet automatisch van toepassing.  Wanneer de plaatsvervangend voorzitter met vakantie is, is de laatste zin van het eerste lid van artikel 77 Gemeentewet van toepassing: De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten. De vraagbaak adviseert in dit geval dat de raad een ander raadslid als plaatsvervangend (de wet spreekt van waarneming, maar in de praktijk wordt veel ‘plaatsvervangend’ gebruikt) voorzitter aanwijst.

Is de waarnemend voorzitter van de raad verplicht om tijdens de raadsvergadering een ambtsketen te dragen?

Antwoord: Wettelijk gezien lijkt het helder:

Koninklijk Besluit inzake de ambtsketen van 18 november 1852

Artikel 2    

De burgemeester draagt de onderscheidingsteekenen, wanneer hij:

  • voorzit in de vergadering van den Raad;
  • ingeval van brand, of van oproerige beweging, van zamenscholing of andere stoornis der openbare orde zich in het openbaar vertoont;
  • uit krachte van de artikelen 172 tot en met 175 van de Gemeentewet, of van eenige andere wet persoonlijk in het openbaar bevelen geeft;
  • bij plegtige gelegenheden namens de gemeente opkomt.

Artikel 3                  

Bij ontstentenis van den burgemeester worden de teekenen, in de bij het vorig artikel omschreven gevallen, gedragen door dengeen, die hem vervangt.

Gemeentewet

Artikel 76

Bij koninklijk besluit wordt bepaald, welke de onderscheidingstekenen van de burgemeester zijn en bij welke gelegenheden hij deze zal dragen.

Artikel 77
1. Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. Het voorzitterschap van de raad wordt in dat geval waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.

De waarnemend voorzitter van de raad mag dus tijdens de raadsvergadering de ambtsketen dragen. Of hij/zij dat ook wil, is iets anders. Het wordt aan de keuze van betrokkene overgelaten. Het komt ook voor dat er over het dragen van de ambtsketen door een waarnemend voorzitter afspraken worden gemaakt, in dier voege dat alleen de burgemeester de ambtsketen draagt.  

Wie is het langstzittend raadslid bij heringedeelde gemeenten?

Als de raad kiest voor het plaatsvervangend voorzitterschap op basis van anciënniteit, moet ook gekeken worden naar het raadslidmaatschap in gemeenten die als gevolg van herindelingen zijn opgegaan in de huidige gemeente. Dat blijkt uit de memorie van toelichting bij artikel 77 Gemeentewet. Het is overigens niet verplicht het plaatsvervangend voorzitterschap te baseren op anciënniteit, gelet op de laatste zin van het eerste lid van artikel 77 Gemeentewet. De raad zou ook voor een ander raadslid kunnen kiezen op basis van andere criteria.

Mag de raad stemmen met een voorbehoud? 

Toelichting vraag: Met sommige leden van mijn raad heb ik discussie over het stemmen na afwijzing van een amendement, in het kader van de behandeling van de begroting. Ik ben van mening dat je na afwijzing van een amendement daarna nog de keuze hebt om voor of tegen het originele raadsvoorstel te stemmen. Enkele raadsleden geven aan dat zij op zich wel willen voorstemmen, maar met uitzondering van de zaken die ze in het amendement hebben voorgesteld. Volgens mij kan dat niet en kunnen ze hooguit een stemverklaring afgeven, maar je bent dan altijd voor of tegen.

Antwoord: Na besluitvorming over het amendement, vindt de besluitvorming over het (al dan niet gewijzigde) ontwerp-raadsbesluit plaats. Indien een amendement het niet gehaald heeft, dan resteert het dictum dat de raad de aangeboden ontwerp-begroting vaststelt. Raadsleden kunnen alleen voor of tegen stemmen (artikel 32 lid 2 Gemeentewet). Raadsleden kunnen niet voor een gedeelte stemmen. Dat vloeit voort uit artikelen 19 en 27 t/m 32 Gemeentewet. Er kan inderdaad wel een stemverklaring worden afgelegd waarin het raadslid zijn motivering om ‘voor’ of ‘tegen’ de vaststelling van de begroting te stemmen, toelicht.

Hoe herstel ik een foutieve stemming over een amendement? 

Toelichting vraag: In onze raadsvergadering bestond verwarring over de stemvolgorde van een motie en een amendement. Bij het bepalen van de stemvolgorde zijn de voorzitter ben ik er ten onrechte vanuit gegaan dat het hier beide om een motie ging. We hebben daarbij een keuze gemaakt in welke motie het meest verstrekkend is. De motie is aangenomen, het amendement is niet in stemming gebracht. Volgens ons Reglement van Orde gaat bij stemming echter het amendement voor de motie. De indieners van het amendement zijn nu boos. De voorzitter en ik betreuren de fout. Is het juridisch mogelijk om bij de eerstvolgende raadsvergadering een herstemming te houden, waarbij eerst het amendement in stemming wordt gebracht gevolgd door een herstemming over de motie?

Antwoord: Over dit soort kwesties regelt de Gemeentewet niets. Daarmee wordt het aan een raad overgelaten. De raad bepaalt immers zijn eigen agenda.

Advies is om samen met het gremium dat over de agenda van de raad gaat te komen tot een heldere omschrijving van de reden van het opnieuw agenderen van dit raadsbesluit en een duidelijk zichtbaar amendement in het gewijzigde raadsbesluit, zodat de raad weet waarover moet worden gestemd.

Nogmaals het amendement in stemming brengen gaat niet, aangezien een amendement beoogt een ontwerp-raadsbesluit te wijzigen (artikel 147b Gemeentewet).  Wel kan een  "Voorstel tot wijziging (of: aanpassing) van raadsbesluit d.d. (datum), onderwerp (naam onderwerp)” op de agenda worden gezet.

In het voorstel dat bij dat onderwerp hoort wordt uitgelegd wat de reden is voor agendering, en stelt de raad voor om het destijds genomen raadsbesluit te wijzigen conform de tekst van het niet in stemming gebrachte amendement.

Als de raad besluit tot overname van het voorstel, wordt daarmee het besluit van destijds conform amendement van destijds gewijzigd. Als de raad besluit tot verwerping van het voorstel, blijft het besluit in stand.

Er zijn twee raadsbesluiten genomen over hetzelfde onderwerp. Overrulet het tweede besluit het eerste?

Toelichting vraag: Het eerste besluit is genomen op 26 juni 2014 en gaat over de bekrachtiging van geheimhouding van een rapport en de daarbij horende bijlagen. Daarbij is een amendement aangenomen. Hierover is gesplitst gestemd, waarbij alleen beslispunt 3 over het houden van een raadsenquête (na opheffing van de geheimhouding) is aangenomen. Daarna is over hetzelfde onderwerp een raadsbesluit genomen op 18 september 2014. Hier is de geheimhouding over het rapport in kwestie opgeheven maar niet op de bij het rapport horende bijlagen. Bij dit laatste besluit  is er in principe niets gezegd over het besluit over het amendement van 26 juni betreffende de raadsenquête. De vraag die binnen onze raad leeft is of het beslispunt van het amendement nog staat? Geldt dit nog steeds? Of is het gehele besluit van 26 juni, dus ook het beslispunt betreffende de raadsenquête ‘overruled’ door het besluit op 18 september? Dit ook vanuit de achtergrond dat als de raad iets anders wil met de raadsenquête, zij een nieuw besluit moeten nemen? Of als het besluit van de 26de is ‘overruled’ door het besluit van de 18de september, dan doet het nemen van een raadsbesluit niet meer ter zake.

Antwoord: Op 26 juni heeft de raad geheimhouding op een rapport bekrachtigd en een amendement aangenomen dat na opheffing van de geheimhouding de raad een raadsenquête gaat houden. Met het besluit van 18 september heeft de raad de geheimhouding gedeeltelijk opgeheven, maar de bijlagen bij het rapport blijven geheim.

Op de vraag of het amendement van 26 juni met het raadsbesluit van 18 september nog overeind staat, is het antwoord bevestigend.

De reden is dat het besluit van 18 september de geheimhouding gedeeltelijk heeft opgeheven maar dat het besluit van 24 juni op het amendement daardoor niet is vervallen. De vraag is of aan de voorwaarden van het besluit van 26 juni is voldaan, nu niet de hele geheimhouding is opgeheven. Dat is een vraag die de politiek zelf moet beantwoorden.

Wat is de juiste vorm van een stembriefje?

- en hoe zit het dan met de stemming over personen bij een voordracht, benoeming of aanbeveling?  

Toelichting vraag: Ik weet dat sommige griffiers werken met lege briefjes, waar de namen door de raadsleden op ingevuld moeten worden. Maar soms lees ik ook dat stembriefjes worden gemaakt waarop raadsleden ‘voor’ of ‘tegen’ kunnen aankruisen. Wat is nu de juiste vorm?

Antwoord: Stembriefjes zijn vormvrij. Maar de wijze van stemming is bepalend voor de inrichting van een stembriefje. Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen een voordracht waarbij één persoon wordt voorgedragen en een vrije stemming. Bij een vrije stemming kunnen er ook andere namen op het stembriefje worden ingevuld.

Bij de voordracht kan een stembriefje er – bijvoorbeeld - zo uitzien:
Ik stem wel / niet (doorstrepen wat van toepassing is) op de voorgedragen kandidaat.
Een andere optie bij stemming over een voordracht kan ‘voor’ of ‘tegen’ zijn.

Als er twee kandidaten zijn voor dezelfde functie kan het stembriefje er zo uitzien:
Kandidaat A  0
Kandidaat B  0

Bij een vrije stemming kan het stembriefje er zo uitzien:
Functie AIk stem op  ……   (naam van degene op wie u stemt).
Bij de benoeming van een wethouder moet er een vrije stemming gehouden worden.  

Is de datum-tijd klok bepalend voor wanneer een raadsbesluit is genomen?

Toelichting vraag: Normaal staat onderaan een raadsbesluit, misschien wel in elke gemeente, 'Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente ... van (datum) '. Hoe zit dat als een raadsvergadering - bijvoorbeeld op 27 juni 2013 om 19.30 uur start en (twee situaties):

a. na 24.00 uur nog voortduurt en pas om 00.15 uur een besluit wordt genomen?
Dient dan het besluit te worden gedateerd op 28 juni 2013?
b. op 27 juni 2013 om 23.00 uur wordt geschorst, terwijl op dat moment van een agendapunt wel de beraadslagingen hebben plaatsgevonden maar de gemeenteraad om moverende redenen, wetende dat de raadsvergadering om 23.00 uur wordt geschorst tot - in casu - één week later, 4 juli 2013, opnieuw 19.30 uur om pas dan een besluit te nemen over dat agendapunt? Het antwoord is in die zin met name van belang omdat een besluit zou hebben moeten vallen vóór 1 juli 2013. Kortom, is de datum/tijd van het moment waarop het raadsbesluit wordt genomen van belang, ongeacht of er sprake is van een geschorste raadsvergadering die een week later wordt voortgezet?

 
Antwoord: De datum van een raadsbesluit is altijd de datum van de uitgeschreven raadsvergadering, ook als deze na middernacht wordt voortgezet of na een schorsing van enkele dagen, weken, maanden. Een raadsvergadering kan bijvoorbeeld op 29 juni worden geschorst en op 16 september worden voortgezet. Het besluit is dan toch van 29 juni.

Met het doorschuiven van een besluit naar een geheel andere datum na een schorsing van een week wordt wel de uiterste rek van die regel getest. Het is verstandig om geen onduidelijkheid te laten bestaan en het nemen van een besluit waarvan het cruciaal is dat het tijdig wordt genomen naar voren te halen of in elk geval voor de schorsing te nemen.

De griffier moet daarom altijd goed opletten. Voorbeeld: vestiging voorkeursrecht gemeenten. Als dat geagendeerd is voor het zomerreces en eerst wordt voortgezet daarna en de datum van de eerste vergadering wordt aangehouden, dan kan de bezwaartermijn verlopen zijn. Nog afgezien van het gegeven dat het effect van de vestiging dan verloren kan gaan. En zo zijn er nog wat voorbeelden te geven. Advies: rekening mee houden bij vaststelling concept agenda en bij onverhoedse verdaging in dergelijke gevallen, hoe ongemakkelijk veelal ook, een inventarisatie houden ten aanzien van al dan niet fatale data.

Aanvulling: Er is een verschil tussen datum raadsvergadering en vergaderdatum. Als de raad op 17 juni vergadert en vervolgens schorst en verdaagt tot 20 juni, is dat weliswaar een andere vergaderdatum, maar geen nieuwe datum raadsvergadering. Voor de raadsbesluiten is de datum van de raadsvergadering bepalend en niet de datum van het feitelijk bijeen komen.
Dit vloeit voort uit de artikelen 17 en 19 van de Gemeentewet. De raad besluit wanneer hij vergadert. De burgemeester roept op en maakt datum, tijdstip en stukken bekend. Uit de term schorsen of verdagen volgt al dat de oorspronkelijke datum 17 juni de vergaderdatum is.

Ware dit niet zo, dan zou een andere terminologie worden gebruikt en de vergadering van 17 juni op 17 juni worden gesloten en zou er voor 20 juni een nieuwe vergadering worden uitgeschreven, bekend gemaakt en op 20 juni geopend.

NB een termijn van bezwaar/beroep gaat ook pas lopen als het besluit kenbaar is gemaakt (en dat kan in de casus niet eerder zijn dan na 20 juni).
Dan is het probleem van ongewenste inperking van de bezwaar/beroepstermijn ook opgelost.

Bij aanvang van de voortzetting van de raadsvergadering hoeft er geen nieuwe presentielijst getekend te worden. Voor het vergaderquorum als bedoeld in art. 20 Gw geldt de presentielijst van het eerste deel van de vergadering. Voor het stemquorum (art. 29 Gw) en besluitquorum (art. 30 Gw) geldt de feitelijke aanwezigheid, dus ongeacht het al dan niet aanwezig of afwezig zijn in het eerste deel van de vergadering. Wel is het verstandig de presentielijst alsnog te laten tekenen door de raadsleden die deel 1 niet hebben bijgewoond en deel 2 wel aanwezig zijn (met daarbij de aantekening wanneer ze wel en niet aanwezig waren), om onduidelijkheid  over het stemgedrag te voorkomen. Art. 29 lid 2 is niet van toepassing op een voortgezette vergadering.

Bestaat er een wettelijke verplichting om alle stukken op papier ter inzage te leggen of kan worden volstaan met een verwijzing naar de website?

Antwoord: Een verwijzing naar de website is niet voldoende, er moet ook gelegenheid geboden worden (gratis internetverbinding in het gemeentehuis en ondersteuning voor mensen die niet met de computer kunnen omgaan) om de stukken in te zien.

In de Gemeentewet is geen antwoord te vinden op deze vraag. Gemeentewet, artikel 19 bepaalt:
1. De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.
2. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Uit jurisprudentie van de Hoge Raad over (elektronische) bekendmakingen blijkt dat het bij bekendmakingen voldoende is als een mededeling in een plaatselijk dag-, nieuws- of huis-aan-huis blad wordt geplaatst en daarbij het betreffende besluit kosteloos voor een ieder ter inzage ligt in het gemeentehuis.

De VNG vindt het bij publicatie van besluiten op een elektronische wijze niet voldoende als besluiten alleen te raadplegen zijn in het CVDR zonder dat deze nog aanvullend ter inzage liggen. Als er echter een gratis internetvoorziening is in het gemeentehuis waar alle stukken digitaal ingezien kunnen worden, is het wel voldoende. De VNG geeft daarbij wel aan dat er hulp voor mensen moet zijn die niet met de computer kunnen omgaan.

In de omslag naar papierloos vergaderen lijkt een verwijzing naar de website te kort door de bocht. Is er in het gemeentehuis een pc te gebruiken eventueel in combinatie met een korte toelichting/ instructie, dan zijn de papieren versie en de digitale identiek. NB het blijft dan wel gaan om de stukken die openbaar zijn gemaakt en dat is niet altijd het gehele dossier.

Wat is het verschil tussen een reglement en een verordening?

Toelichting vraag: Voor de raad is er een reglement van orde, voor de commissie een verordening. Soms samengevoegd in een organisatieverordening. Wat is nu het verschil tussen een reglement en een verordening: waarom is er een model-reglement voor de raad en een modelverordening voor de commissie? En wat moet het worden als je het samenvoegt?

Antwoord: Gemeentelijke verordeningen kunnen afkomstig zijn van zowel de raad als het college of de burgemeester. Raadsverordeningen zijn evenwel - op grond van art. 127 Grondwet juncto art. 147 Gemeentewet - regel. Deze verordeningen kunnen, zoals Elzinga schrijft in zijn Handboek Nederlands Gemeenterecht, algemeen verbindende voorschriften bevatten (zoals bepalingen door straffen te handhaven of subsidievoorschriften), maar ook interne regelingen (zoals organisatieverordeningen).
Het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad is dus feitelijk te beschouwen als een verordening. Dat komt ook tot uitdrukking in de wijze, waarop sommige raden het reglement betitelen: "Verordening inhoudende het reglement van orde voor vergaderingen van de raad... enz".

De verwarring is waarschijnlijk te wijten aan de formulering van art. 16 Gemeentewet, waarin de wetgever spreekt van een door de raad vast te stellen 'reglement' voor vergaderingen van de raad.

Hoe wordt bepaald wie het langstzittend raadslid is?

Toelichting vraag: In artikel 77 staat geschreven dat bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester het voorzitterschap van de raad wordt waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Mijn vraag is op welke wijze de duiding “langstzittende lid” uitgelegd dient te worden. Gaat het dan om een aaneensluitende periode of worden alle zittingsperioden bij elkaar opgeteld?

Antwoord: Het advies is om het langstzittende raadslid te bepalen door te kijken naar de periodes dat iemand raadslid is geweest en die bij elkaar op te tellen. Het hoeven geen aansluitende periodes te zijn. Dat sluit aan bij de formulering van de Gemeentewet.

Het is overigens niet verplicht het plaatsvervangend voorzitterschap te baseren op anciënniteit, gelet op de laatste zin van het eerste lid van artikel 77 Gemeentewet. De raad zou ook voor een ander raadslid kunnen kiezen op basis van andere criteria.

Kan een raadslid ageren tegen opname en uitzending via beeld en geluid van zijn/haar persoon?

Toelichting vraag: Veel gemeenten zenden raadsvergaderingen uit. Een collega griffier stelde daarom de volgende vraag: heeft een raadslid er recht op niet te worden opgenomen?

Antwoord: De vraag of een raadslid er recht op heeft niet te worden opgenomen, gaat eigenlijk om het niet uitgezonden worden. Dat heeft te maken met het portretrecht dat is geregeld in de Auteurswet.

De opname van een persoon die daartoe geen opdracht heeft gegeven, mag worden openbaar gemaakt tenzij die persoon bij zijn verzet daartegen een redelijk belang heeft. Een belang kan zijn privacy. Maar een politicus kan zich niet gemakkelijk beroepen op de privacy. Ook zal niet snel sprake zijn van het aangetast worden in iemands eer of het onredelijk schadelijk zijn voor het imago. Er is doorgaans ook geen sprake van een commercieel belang. Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting wegen zwaar.

Wanneer afleggen eed door vervangende wethouder?

Toelichting vraag: Mijn vraag gaat over het benoemen van een wethouder in de plaats van een wethouder die met zwangerschaps- en bevalling verlof gaat. De betreffende nieuwe wethouder gaat starten op 13 januari. De zwangere wethouder wil haar vervanging graag zo snel mogelijk geregeld zien, dit gebeurt tijdens de raadsvergadering van 25 november. Ik was voornemens om te benoemen in de vergadering van 25/11 en de eed/verklaring en belofte te laten afleggen in de vergadering van 13 januari. De tijdelijke wethouder wilde namelijk de vaste niet voor de voeten lopen. Maar inmiddels hebben we geconstateerd dat het ook gemakkelijk is als hij zijn benoeming op 25 november aanvaard. Met andere woorden: daarvoor zal hij dus aanwezig zijn. Kunnen we de eed/verklaring en belofte ook al laten afleggen op 25 november? Of is dat raar dat hij die anderhalve maand voordat hij start aflegt?

Antwoord: De vraagbaak heeft begrepen dat de wethouder die met verlof gaat dat met ingang van 3 januari 2020 gaat doen. De tijdelijk vervanger kan echter i.v.m. afwezigheid niet eerder dan 13 januari 2020 starten. Wij adviseren ook pas dan de eed of belofte te laten afleggen. Immers, pas na aflegging van de eed/belofte is de wethouder ook daadwerkelijk in functie. Voor de periode tussen 3 en 13 januari wordt geadviseerd dat het college een onderlinge vervanging regelt.

Hoe kan het college een reeds aan de gemeenteraad voorgelegd raadsvoorstel intrekken?

Toelichting vraag: Bij ons in de gemeente zijn er vragen over de juiste wijze waarop het college een reeds aan de gemeenteraad voorgelegd raadsvoorstel intrekt, voorafgaand aan de raadsvergadering (bijvoorbeeld omdat er een fout in staat, bij gewijzigde inzichten, actualiteiten o.i.d.). Verder de vraag of het uitmaakt of het raadsvoorstel wél of niet al op een gepubliceerde raadsagenda is verschenen?

Antwoord: Uitgangspunt is dat de raad beslist over zijn eigen agenda (de raad heeft het agenderingsrecht). Daarom is het wel relevant of een collegevoorstel al dan niet op een gepubliceerde raadsagenda staat. Staat het voorstel gemeld op een gepubliceerde voorlopige agenda van een raadsvergadering, dan kan intrekking enkel met toestemming van de raad (bij vaststelling van de agenda). Zo staat het ook geregeld in de modelverordening van de VNG. Is het voorgaande niet het geval, dan is er meer ruimte voor het college om een reeds aan de raad aangeboden voorstel in te trekken, met gelijktijdige aanbieding van een gewijzigd voorstel. Wel is het aan te bevelen dat hierover actief door het college wordt gecommuniceerd met de agendacommissie. Dit hangt ook af van de plaatselijke bestuurscultuur (verhouding raad/college) in hoeverre deze ruimte er is.  

Uit de modelverordening:
Artikel X Collegevoorstel

Een voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

Als de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college dient te worden gezonden, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad stemrecht?

Antwoord: De plaatsvervangend voorzitter van de raad is een lid van de raad. Er is in de Gemeentewet geen regel die stelt dat een plaatsvervangend voorzitter van de raad geen stemrecht meer zou hebben. De conclusie is dus dat de plaatsvervangend voorzitter van de raad stemrecht heeft, sterker nog, moet meedoen aan een stemming (tenzij het een aangelegenheid betreft die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat).

Intrekking raadsbesluit: wat is de hiervoor aangewezen procedure?

Antwoord: Vooropgesteld: de raad kan een eerder genomen besluit alsnog intrekken of wijzigen.

Een raadsbesluit kan (feitelijk) teniet worden gedaan door:

  1. De raad zelf (intrekking);
  2. Op voorstel van een raadslid (initiatiefvoorstel) bij  raadsbesluit;
  3. Feitelijk door geen (voldoende) krediet ter beschikking te stellen voor uitvoering
    (NB dit is oneigenlijk, maar komt in de praktijk wel voor).
  4. Vernietiging van besluit op voorstel van:
  1. Burgemeester;
  2. Raadslid;
  3. Burger.

Wat betreft sub 4 vernietiging: met inachtneming van het Beleidskader Schorsing en vernietiging.

Vormt het dragen van een Davidsster met tekst ‘Niet gevaccineerd’ door een inspreker tijdens een openbare (digitale) commissievergadering voor de voorzitter een aanleiding om op te treden?  

Antwoord: Het is een illusie om elke situatie te kunnen regelen via een vergaderreglement of verordening. In een voorkomend geval kan een voorzitter terugvallen op de vangnetbepaling ‘in overige gevallen beslist de raad/de voorzitter’. Een voorval welke commotie veroorzaakt, kan aanleiding vormen om de regels aan te scherpen. De aanbeveling is om een door te voeren gedragslijn in het presidium of fractievoorzittersoverleg te bespreken, zodat de voorzitter in voorkomende gevallen ruggensteun heeft.

Veder kan in een reglement of verordening worden geregeld dat ook insprekers zich behoorlijk hebben te gedragen in woord en verschijning, zulks ter beoordeling aan de voorzitter. Daaraan kan dan worden gekoppeld dat de voorzitter (eventueel na overleg met de fractievoorzitters) bevoegd is om in te grijpen.

Waarom kan niet worden ingesproken over onderwerpen die vatbaar zijn voor bezwaar en beroep?  

Antwoord: Spreekrecht is wel mogelijk bij besluiten die nog genomen moeten worden door de gemeente en waartegen bezwaar of beroep open staat. De burger moet dan de gelegenheid hebben via spreekrecht nog invloed uit te oefenen op de besluitvorming.

Spreekrecht mag niet als deze besluiten al genomen zijn en er bezwaar of beroep tegen openstaat of heeft opengestaan. Het is onwenselijk als dan tevens gebruik kan worden gemaakt van spreekrecht, omdat dan verschillende procedures door elkaar gaan lopen. De gerechtelijke procedures gaan voor het spreekrecht.

Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 september 2010 (zaaknummer 200901515/1/R2).ECLI:NL:RVS:2010:BN7034, voorheen LJN BN7034, Raad van State, 200901515/1/R2 (rechtspraak.nl)