Veelgestelde vragen over Verkiezingen
Kan er worden teruggekomen op een besluit om af te zien van het raadslidmaatschap? Wat gebeurt er als de kandidatenlijst is uitgeput?
Twee raadsleden die samen een fractie vormden hebben besloten uit de raad te stappen. De kandidatenlijst van die partij bestond in 2014 uit 11 personen. De voorzitter van het Centraal Stembureau heeft nu alle kandidaten een brief gestuurd met de vraag of men het raadslidmaatschap accepteert. Niemand accepteert het raadslidmaatschap. Mijn vraag is nu of personen op de lijst terug kunnen komen op hun besluit om af te zien van het raadslidmaatschap?
Antwoord: De door de voorzitter van het Centraal Stembureau gekozen weg is een niet-wettelijke. Wettelijk gezien zijn er twee mogelijkheden:
- De voorzitter van het CS benoemt een raadslid, waarna het raadslid binnen 28 dagen na de kennisgeving van zijn benoeming schriftelijk moet aangeven de benoeming al dan niet te aanvaarden. Is binnen die tijd deze mededeling niet ontvangen, dan wordt het raadslid geacht de benoeming niet aan te nemen. Aanvaardt het raadslid de benoeming niet, dan benoemt de voorzitter de daarop volgende kandidaat, waarna dezelfde procedure plaatsvindt, etc.
- Een kandidaat geeft een zogenaamde W2-verklaring af, inhoudende dat hij niet voor benoeming in aanmerking wil komen: ofwel voor de vervulling van alle plaatsen die gedurende deze zittingsperiode van het vertegenwoordigend orgaan openvallen op of worden toegewezen aan de betreffende partij ofwel uitsluitend voor de vervulling van de op dat moment vacante plaats. Deze W2-verklaring kan te allen tijde worden afgelegd of worden ingetrokken.
Als er niemand wordt gevonden, wordt bij een raad van 13 zetels of minder de zetel verdeeld onder de overige partijen, bij een raad van 15 zetels of meer blijft de zetel vacant.
Mag de griffier lid zijn van het hoofdstembureau/ centraal stembureau?
Zijn er wettelijke bezwaren om als griffier door het college benoemd te worden als lid van het hoofdstembureau/centraal stembureau? Is er een argumentatie/ standpunt of griffiers hier wel of juist geen zitting in zouden moeten nemen?
Antwoord: Er zijn geen bezwaren. Er zijn geen functies uitgezonderd. Het is bv. niet vereist in dienst van het college van burgemeester en wethouders te zijn (of juist niet).
De wettelijke bepalingen:
Hoofdstuk E. Kieskringen en stembureaus
Artikel E 1
Het stembureau bestaat uit ten minste drie en ten hoogste zeven leden.
Artikel E 2
- Voor het houden van een zitting van het hoofdstembureau is de aanwezigheid van ten minste drie leden vereist.
- De leden die verhinderd zijn de zitting bij te wonen, geven hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter. Deze zorgt voor de oproeping van plaatsvervangende leden.
- Bij verhindering van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter treedt het oudste lid naar benoeming als voorzitter op dan wel, indien verscheidene leden even oud naar benoeming zijn, het oudste lid.
- Het hoofdstembureau neemt zijn beslissingen bij meerderheid van stemmen.
Ook art 15 Gemeentewet noemt het niet als activiteit die niet is toegestaan.
Het is wel van belang te beseffen dat de werkzaamheden op wettelijk voorgeschreven dagen moeten worden verricht. Daar kan niet mee geschoven worden. Dat moet je wel kunnen inplannen in die toch al drukke tijd.
Kan de griffier fungeren als procesbegeleider bij een formatieproces?
In onze gemeente is een minderheid ontstaan bij de zittende coalitie. De fracties gaan met elkaar in gesprek om te onderzoeken of een nieuwe coalitie met meerderheid gevormd kan worden.
Kan de griffier als procesbegeleider optreden in dit proces en voor de verslaglegging zorgdragen? Is het gebruikelijk dat de griffier hierin deze rol vervult als hem dat gevraagd wordt?
Antwoord: Het formatieproces van een nieuw college kent alleen ongeschreven regels. Lokale gebruiken en tradities bij dit traject kunnen gewoon toegepast worden. Het onderhandelen van de fracties kan goed worden ondersteund door de griffier. Dat is in een aantal gemeenten al sinds 2002 gebruikelijk en in andere gemeenten niet. Een relatief nieuw fenomeen in gemeenteland is de aanstelling van een informateur die de mogelijkheden van de vorming van een college onderzoekt.
Let wel: de griffier kan zeker een ondersteunende rol vervullen, maar je moet ergens het stokje overgeven aan de secretaris. De griffier ondersteunt de fracties bij het tot stand komen van een coalitie (bijvoorbeeld door een vergelijking te maken van de verschillende verkiezingsprogramma's, gesprekken te organiseren, een (in-)formateur te regelen, gespreksverslagen te maken) en het benoemen van de collegeleden.
Als het er vervolgens om gaat het beleid van coalitie/college voor de komende jaren vast te leggen is dat meer een taak voor de secretaris.
Verschil in benoeming wethouder en benoeming raadslid.
In de Gemeentewet, art. 40, staat dat een benoemde wethouder max. 10 dagen na zijn benoeming aan de raad meedeelt of hij zijn benoeming aanneemt. Dit is vreemd. Je zou dan denken dat er een gelijksoortige procedure als bij de benoeming van raadsleden aan de orde is. Dus de benoeming en verklaring van aanneming uiteen getrokken.
In het verlengde hiervan zou de raad dan ook de geloofsbrieven van de toekomstige wethouder moeten beoordelen? Voor het wethouderschap gelden volgens art. 36a Gemeentewet immers (bijna) dezelfde vereisten als voor het lidmaatschap van de raad.
Antwoord: De procedures inzake benoeming, aanvaarding en beëdiging van een raadslid en wethouder vertonen overeenkomsten, maar er zijn ook verschillen.
Benoeming, aanvaarding en beëdiging raadslid
Allereerst de benoeming. Het raadslid wordt op grond van de Kieswet door de voorzitter van het hoofdstembureau benoemd verklaard. Het aldus benoemde raadslid heeft vervolgens 10 dagen - of bij tussentijdse vacaturevervulling zelfs 28 dagen (art. V2 Kieswet) - de tijd de benoeming aan te nemen. In de praktijk zal het benoemde raadslid al vóór de vergadering, waarin over zijn/haar toelating wordt beslist, hebben laten weten de benoeming te aanvaarden. De commissie onderzoek geloofsbrieven doet er - met het oog op een snelle voortgang - verstandig aan de aanvaarding van de benoeming bij haar onderzoek te betrekken.
Nadat ter vergadering is gebleken dat het benoemde raadslid aan alle in art. 10 Gemeentewet genoemde vereisten voor het raadslidmaatschap voldoet (actie: commissie onderzoek geloofsbrieven), besluit de raad tot toelating van het nieuwe raadslid en kan de beëdiging plaatsvinden (art. 14 Gemeentewet).
Benoeming, aanvaarding en beëdiging wethouder
Wethouders worden benoemd door de raad (art. 35, eerste lid Gemeentewet). Het betreft een stemming over personen en deze is dus geheim (art. 31, eerste lid Gemeentewet). Zij hebben 10 dagen de tijd om te laten weten of zij de benoeming aanvaarden (art. 40 Gemeentewet). In de meeste gevallen zal de zojuist benoemde wethouder al ter vergadering laten weten - al dan niet desgevraagd - de benoeming te aanvaarden. De wet stelt geen eisen aan de wijze waarop de wethouder zijn/haar benoeming moet aanvaarden. Dat kan mondeling, maar het kan ook schriftelijk worden vastgelegd. De commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven onderzoekt of de voorgedragen kandidaat voldoet aan de vereisten van het wethouderschap (art. 36a juncto art.10 Gemeentewet). Hierna kan de beëdiging van de wethouder plaatsvinden (art. 41a Gemeentewet).
Kan een benoeming ook bij acclamatie plaatsvinden?
Als je googelt op "benoeming wethouder bij acclamatie" kom je verschillende gemeenten tegen waar dit inderdaad gebeurt. Artikel 31 van de gemeentewet zegt: "De stemming over personen voor het doen van benoemingen …. is geheim". Moet je dit nu interpreteren als: In het geval er om stemming gevraag wordt, dan is de stemming geheim. Wordt er niet gevraagd om stemming, dan is de benoeming bij acclamatie een feit. Uiteraard zal bij een benoeming voor een wethouder meestal wel bij schriftelijke (geheime) stemming gebeuren, maar schriftelijk stemmen over de benoeming van een plaatsvervangend lid van de een of andere (minder belangrijke) commissie zal door de raad al snel als procedureel geneuzel worden aangemerkt. Vandaar de vraag: Is acclamatie bij benoeming mogelijk?
Antwoord: Uitgangspunt (en voorschrift) is dat stemming over personen geheim is en dus schriftelijk MOET gebeuren. Een regel dat als niet om hoofdelijke stemming wordt verzocht het voorstel wordt geacht bij acclamatie te zijn aangenomen bestaat niet. In de praktijk zijn echter verschillende besluitvormingsvormen ontstaan om te ontkomen aan het hele circus van schriftelijke stemmingen. Dat is immers een bijzonder ingewikkeld en langdurig proces, waarmee men in gevallen waarin het niet nodig is een raadsvergadering liever niet belast.
Benoeming bij acclamatie is een van die vormen. Dit gebeurt in gevallen waarin men vooraf weet dat iedereen achter de benoeming staat. Het is wel zo feestelijk om het dan bij acclamatie te doen. Als men dat liever niet doet, maar een formele schriftelijke stemming toch niet nodig wordt gevonden kan een tussenweg worden bewandeld: de benoeming wordt op de raadsagenda gezet met de mededeling dat deze bij hamerslag gebeurt tenzij zich vooraf een raadslid tot de raadsvoorzitter wendt met de wens om schriftelijk te stemmen. Omdat de identiteit van deze verzoeker geheim moet blijven (hij/zij wil immers tegenstemmen) garandeert de voorzitter zijn naam geheim te houden. Op deze manier kun je onnodige schriftelijke stemrondes voorkomen zonder het 'geheime' systeem geweld aan te doen.
Hoewel het om praktische redenen aantrekkelijk kan zijn benoemingen van personen bij acclamatie te laten plaatsvinden - voor betrokkenen is dit ook wel zo elegant - biedt dat de wet hier geen mogelijkheid toe. Art. 31, lid 1 laat geen andere interpretatie toe dan dat de stemming over personen, die geheim moet zijn, schriftelijk dient te geschieden. En volgens art. 30, lid 2 wordt bij een schriftelijke stemming onder het uitbrengen van een stem verstaan 'het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje'. Deze werkwijze is zonder twijfel enigszins tijdrovend, maar de wet laat ons m.i. geen andere mogelijkheid.
Kan de eed ook in het Fries worden afgelegd buiten Fryslan?
Kan ook in niet-Friese gemeenten de eed/belofte door een raadslid in het Fries worden uitgesproken? Mag dat in elke gemeente omdat niet specifiek genoemd staat in artikel 14 van de Gemeentewet dat het een Friese gemeente zou moeten betreffen?
Antwoord: De regeling in artikel 14 Gemeentewet over het gebruik van de Friese taal in raadsvergaderingen is gebaseerd op artikel 9 van de Wet gebruik Friese taal:
- Een ieder kan in vergaderingen van in de provincie Fryslân gevestigde vertegenwoordigende organen de Friese taal gebruiken.
- Hetgeen in de Friese taal is gezegd, wordt in de Friese taal genotuleerd.
In de ‘Regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal)’ Memorie van Toelichting nr. 3 staat echter dat voor de eed/belofte geen territoriale begrenzing geldt. Voor het overige taalgebruik in raadsvergaderingen dus wel.
Geldt een onvolledig uitgesproken eed?
In onze Statenvergadering heeft een nieuw lid een gemankeerde belofte afgelegd. Hij zei “dat beloof ik”, en liet de verklaring dus achterwege. Hoe hier mee om te gaan? Moet hij opnieuw de belofte afleggen?
Antwoord: Artikel 14 Provinciewet is gelijk aan artikel 14 Gemeentewet over de eed en de belofte. Dát er een eed of belofte moet worden afgelegd, voordat het staten- of raadslid zijn functie kan vervullen, staat buiten kijf. Maar dat (in dit geval) de belofte niet geheel juist is uitgesproken, wil niet zeggen dat het statenlid niet rechtsgeldig is geïnstalleerd. Aan de intentie van het statenlid bij het uitspreken van de tekst van de belofte hoeft niet te worden getwijfeld. Dus was de installatie juist en zijn de besluiten rechtsgeldig genomen. Wel is het voorstelbaar dat het statenlid de belofte opnieuw aflegt, zodat het voor iedereen kenbaar en duidelijk is, om alle twijfel weg te nemen, maar het is niet strikt noodzakelijk.
Mag een Statenlid een strafblad hebben?
Zijn er beletselen voor een statenlid in de uitoefening van zijn statenlidmaatschap dat vanwege te hard rijden een aantekeningen in zijn strafblad heeft gekregen?
Antwoord: De Provinciewet kent dezelfde voorwaarden voor toetreding als de Gemeentewet. (artikelen 10, 11, 13 en 15 Provinciewet) Dat geldt ook voor de Kieswet. Er zijn onverenigbare functies en verboden handelingen, maar een aantekening in het strafblad is daarbij niet opgenomen.
Een aantekening in het strafblad is dan ook geen beletsel om lid van Provinciale Staten te zijn. Wel kan er aanleiding zijn om intern met elkaar het gesprek aan te gaan.