Veelgestelde vragen over Kieswet, verkiezingen en samenstelling raad en commissies

In hoeverre voldoet een raadslid aan het woonplaatsvereiste in geval van een tijdelijke verhuizing?

Toelichting vraag: Een van onze raadsleden heeft een nieuwbouwwoning gekocht. Haar oude huis is verkocht en de nieuwe bewoners staan op haar adres ingeschreven. Het raadslid is daar uitgeschreven.

Het nieuwe huis is nog niet opgeleverd en zelfs nog niet klaar voor bewoning. Volgens publiekszaken kan het raadslid daarom nog niet worden ingeschreven op haar nieuwe adres. Zij woont tijdelijk in een buurgemeente. Het raadslid voldoet daarmee niet aan het woonplaatsvereiste. De situatie is ook niet vergelijkbaar met een vakantieperiode, aangezien zij niet meer ingeschreven staat in de gemeente. Publiekszaken geeft aan dat het raadslid een postadres in de gemeente kan aanmaken, maar dat is niet hetzelfde als ingeschreven staan als ingezetene.

Antwoord: De Kieswet kent geen uitzondering op het woonplaatsvereiste, ook niet een tijdelijke uitzondering.

Voor het woonplaatsvereiste is bepalend waar een raadslid zijn werkelijke woonplaats heeft (artikel 2 Gemeentewet).

Art. X 1 Kieswet luidt: ‘Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn’.

In deze casus is van die onherroepelijkheid nog geen sprake, omdat het ingezetenschap vrijwel is gerealiseerd maar nog een belemmering ondervindt door oplevering van het nieuwbouwhuis. Weigert het raadslid deze belemmering op te heffen, dan is er wel sprake van onherroepelijkheid en vervalt het raadslidmaatschap.

De aanbeveling is om als raadslid in situaties als deze openheid van zaken te geven en het te bespreken in het presidium. Op deze wijze kan er begrip bij de overige fracties worden gecreëerd voor de tijdelijke situatie (met bijvoorbeeld een beroep op de woningmarktsituatie) en zal er geen probleem van worden gemaakt. De intentie van het raadslid is er immers op gericht om een woonplaats te hebben in de gemeente waar hij/zij raadslid is. Het alternatief is om het te laten aankomen op een procedure ex artikel X5 Kieswet.

Kan er worden teruggekomen op een besluit om af te zien van het raadslidmaatschap? Wat gebeurt er als de kandidatenlijst is uitgeput?

Toelichting vraag: Twee raadsleden die samen een fractie vormden hebben besloten uit de raad te stappen. De kandidatenlijst van die partij bestond in 2014 uit 11  personen.  De voorzitter van het Centraal Stembureau heeft nu alle kandidaten een brief gestuurd met de vraag of men het raadslidmaatschap accepteert. Niemand  accepteert het raadslidmaatschap. Mijn vraag is nu of personen op de lijst terug kunnen komen op hun besluit om af te zien van het raadslidmaatschap?

Antwoord: De door de voorzitter van het Centraal Stembureau gekozen weg is een niet-wettelijke. Wettelijk gezien zijn er twee mogelijkheden:

De voorzitter van het Centraal Stembureau benoemt een raadslid, waarna het raadslid binnen 28 dagen na de kennisgeving van zijn benoeming schriftelijk moet aangeven de benoeming al dan niet te aanvaarden. Is binnen die tijd deze mededeling niet ontvangen, dan wordt het raadslid geacht de benoeming niet aan te nemen. Aanvaardt het raadslid de benoeming niet, dan benoemt de voorzitter de daarop volgende kandidaat, waarna dezelfde procedure plaatsvindt, etc.

Een kandidaat geeft een zogenaamde W2-verklaring af, inhoudende dat hij niet voor benoeming in aanmerking wil komen: ofwel voor de vervulling van alle plaatsen die gedurende deze zittingsperiode van het vertegenwoordigend orgaan openvallen op of worden toegewezen aan de betreffende partij ofwel uitsluitend voor de vervulling van de op dat moment vacante plaats. Deze W2-verklaring kan te allen tijde worden afgelegd of worden ingetrokken.

Als er niemand wordt gevonden, wordt bij een raad van 13 zetels of minder de zetel verdeeld onder de overige partijen. Bij een raad van 15 zetels of meer blijft de zetel vacant.

Mag de griffier lid zijn van het hoofdstembureau/ centraal stembureau?

Toelichting vraag: Zijn er wettelijke bezwaren om als griffier door het college benoemd te worden als lid van het hoofdstembureau/centraal stembureau? Is er een argumentatie/ standpunt of griffiers hier wel of juist geen zitting in zouden moeten nemen?

Antwoord: Er zijn geen wettelijke bezwaren. Zo is het niet vereist in dienst van het college van burgemeester en wethouders te zijn.

Het is wel van belang te beseffen dat de werkzaamheden op wettelijk voorgeschreven dagen moeten worden verricht. Daar kan niet mee geschoven worden. Voor griffiers is de periode rondom gemeenteraadsverkiezingen erg druk. De werkzaamheden voor het centraal stembureau komen daar dan bij. Daarnaast adviseer je als griffier de burgemeester als voorzitter van de raad. In situaties dat er (politieke) discussie ontstaat over het proces rondom verkiezingen, kan het vanuit rolscheiding helpen als de griffier geen lid is van het centraal stembureau.

Kan de griffier fungeren als procesbegeleider bij een formatieproces?

Toelichting vraag: In onze gemeente is een minderheid ontstaan bij de zittende coalitie. De fracties gaan met elkaar in gesprek om te onderzoeken of een nieuwe coalitie met meerderheid gevormd kan worden. Kan de griffier als procesbegeleider optreden in dit proces en voor de verslaglegging zorgdragen? Is het gebruikelijk dat de griffier hierin deze rol vervult als hem dat gevraagd wordt?
 
Antwoord: 
Het formatieproces van een nieuw college kent alleen ongeschreven regels. Lokale gebruiken en tradities bij dit traject kunnen gewoon toegepast worden. Het onderhandelen van de fracties kan goed worden ondersteund door de griffier. Dat is in een aantal gemeenten al sinds 2002 gebruikelijk en in andere gemeenten niet. Een relatief nieuw fenomeen in gemeenteland is de aanstelling van een informateur die de mogelijkheden van de vorming van een college onderzoekt.

Let wel: de griffier kan zeker een ondersteunende rol vervullen, maar je moet ergens het stokje overgeven aan de secretaris. De griffier ondersteunt de fracties bij het tot stand komen van een coalitie (bijvoorbeeld door een vergelijking te maken van de verschillende verkiezingsprogramma's, gesprekken te organiseren, een (in-)formateur te regelen, gespreksverslagen te maken) en het benoemen van de collegeleden.

Als het er vervolgens om gaat het beleid van coalitie/college voor de komende jaren vast te leggen is dat meer een taak voor de secretaris.

Verschil in benoeming wethouder en benoeming raadslid

Toelichting vraag: In de Gemeentewet, art. 40, staat dat een benoemde wethouder maximaal 10 dagen na zijn benoeming aan de raad meedeelt of hij zijn benoeming aanneemt. Dit is vreemd. Je zou dan denken dat er een gelijksoortige procedure als bij de benoeming van raadsleden aan de orde is. Dus de benoeming en verklaring van aanneming uiteen getrokken. In het verlengde hiervan zou de raad dan ook de geloofsbrieven van de toekomstige wethouder moeten beoordelen? Voor het wethouderschap gelden volgens art. 36a Gemeentewet immers (bijna) dezelfde vereisten als voor het lidmaatschap van de raad.

Antwoord: De procedures inzake benoeming, aanvaarding en beëdiging van een raadslid en wethouder vertonen overeenkomsten, maar er zijn ook verschillen.

Benoeming, aanvaarding en beëdiging raadslid

Het raadslid wordt op grond van de Kieswet door de voorzitter van het hoofdstembureau benoemd verklaard. Het aldus benoemde raadslid heeft vervolgens 10 dagen - of bij tussentijdse vacaturevervulling zelfs 28 dagen (art. V2 Kieswet) - de tijd de benoeming aan te nemen. In de praktijk zal het benoemde raadslid al vóór de vergadering, waarin over zijn/haar toelating wordt beslist, hebben laten weten de benoeming te aanvaarden. De commissie onderzoek geloofsbrieven doet er - met het oog op een snelle voortgang - verstandig aan de aanvaarding van de benoeming bij haar onderzoek te betrekken.

Nadat ter vergadering is gebleken dat het benoemde raadslid aan alle in art. 10 Gemeentewet genoemde vereisten voor het raadslidmaatschap voldoet (actie: commissie onderzoek geloofsbrieven), besluit de raad tot toelating van het nieuwe raadslid en kan de beëdiging plaatsvinden (art. 14 Gemeentewet).

Benoeming, aanvaarding en beëdiging wethouder

Wethouders worden benoemd door de raad (art. 35, eerste lid Gemeentewet). Het betreft een vrije stemming over personen en deze is dus geheim (art. 31, eerste lid Gemeentewet). Zij hebben 10 dagen de tijd om te laten weten of zij de benoeming aanvaarden (art. 40 Gemeentewet). In de meeste gevallen zal de zojuist benoemde wethouder al ter vergadering laten weten - al dan niet desgevraagd - de benoeming te aanvaarden. De wet stelt geen eisen aan de wijze waarop de wethouder zijn/haar benoeming moet aanvaarden. Dat kan mondeling, maar het kan ook schriftelijk worden vastgelegd. De commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven onderzoekt of de voorgedragen kandidaat voldoet aan de vereisten van het wethouderschap (art. 36a juncto art.10 Gemeentewet). Hierna kan de beëdiging van de wethouder plaatsvinden (art. 41a  Gemeentewet).

Kan een benoeming van een wethouder of commissielid ook bij acclamatie plaatsvinden?

Toelichting vraag: Als je googelt op "benoeming wethouder bij acclamatie" kom je verschillende gemeenten tegen waar dit inderdaad gebeurt. Artikel 31 van de Gemeentewet zegt: "De stemming over personen voor het doen van benoemingen …. is geheim". Moet je dit nu interpreteren als: In het geval er om stemming gevraag wordt, dan is de stemming geheim. Wordt er niet gevraagd om stemming, dan is de benoeming bij acclamatie een feit. Uiteraard zal bij een benoeming voor een wethouder meestal wel bij schriftelijke (geheime) stemming gebeuren, maar schriftelijk stemmen over de benoeming van een plaatsvervangend lid van de een of andere (minder belangrijke) commissie zal door de raad al snel als procedureel geneuzel worden aangemerkt. Vandaar de vraag: Is acclamatie bij benoeming mogelijk?

Antwoord: Uitgangspunt is dat stemming over personen geheim is en dus schriftelijk moet gebeuren (artikel 31 Gemeentewet). In artikel 32 lid 3 is vastgelegd dat indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, het voorstel is aangenomen. Artikel 32 lijkt te gaan over ‘overige stemmingen’, niet zijnde stemmingen die volgen uit artikel 31. Daarnaast impliceert artikel 31 ook dat iedereen in vrijheid, zonder dat anderen kennisnemen van de uit te brengen stem, zijn stem kan uitbrengen.

Toch zijn er veel raden die de procedure uit artikel 32 lid 3 volgen waardoor eerst een raadslid om stemming moet vragen. Indien hierom gevraagd wordt, volgt de schriftelijke stemprocedure conform artikel 31. Maar de vraag kan worden opgeworpen of bij een benoeming van (bijvoorbeeld) een burgercommissielid niet altijd de procedure uit artikel 31 zou moeten worden gevolgd. Dit gebeurt in de meeste gemeenten niet. Zie ook een artikel van Douwe Jan Elzinga in Binnenlands bestuur: https://www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/autonomie-bij-stemming-over-wethouders

Het is wel zo feestelijk om de benoeming bij acclamatie te doen. Als men dat liever niet doet, maar een formele schriftelijke stemming toch niet nodig wordt gevonden kan een tussenweg worden bewandeld: de benoeming wordt op de raadsagenda gezet met de mededeling dat deze bij hamerslag gebeurt tenzij zich vooraf een raadslid tot de raadsvoorzitter wendt met de wens om schriftelijk te stemmen. Omdat de identiteit van deze verzoeker geheim moet blijven (hij/zij wil immers tegenstemmen) garandeert de voorzitter zijn naam geheim te houden. Op deze manier kun je onnodige schriftelijke stemrondes voorkomen zonder het 'geheime' systeem geweld aan te doen.

Kan de eed ook in het Fries worden afgelegd buiten Fryslân?

Toelichting vraag: Kan ook in niet-Friese gemeenten de eed/belofte door een raadslid in het Fries worden uitgesproken? Mag dat in elke gemeente omdat niet specifiek genoemd staat in artikel 14 van de Gemeentewet dat het een Friese gemeente zou moeten betreffen?

Antwoord: De regeling in artikel 14 Gemeentewet over het gebruik van de Friese taal in raadsvergaderingen is gebaseerd op artikel 9 van de Wet gebruik Friese taal:

Een ieder kan in vergaderingen van in de provincie Fryslân gevestigde vertegenwoordigende organen de Friese taal gebruiken. Hetgeen in de Friese taal is gezegd, wordt in de Friese taal genotuleerd. In de ‘Regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal)’ Memorie van Toelichting nr. 3 staat echter dat voor de eed/belofte geen territoriale begrenzing geldt. Voor het overige taalgebruik in raadsvergaderingen dus wel.

Mag een Statenlid een strafblad hebben?

Toelichting vraag: Zijn er beletselen voor een statenlid in de uitoefening van zijn statenlidmaatschap dat hij vanwege te hard rijden een aantekeningen in zijn strafblad heeft gekregen?

Antwoord: De Provinciewet kent dezelfde voorwaarden voor toetreding als de Gemeentewet. (artikelen 10, 11, 13 en 15 Provinciewet) Dat geldt ook voor de Kieswet. Er zijn onverenigbare functies en verboden handelingen, maar een aantekening in het strafblad is daarbij niet opgenomen. Een aantekening in het strafblad is dan ook geen beletsel om lid van Provinciale Staten te zijn. Wel kan er aanleiding zijn om intern met elkaar het gesprek aan te gaan.

 

Een raadslid wil tijdelijk ontslag aanvragen wegens ziekte, maar zijn huisarts wil geen geneeskundige verklaring verstrekken.

Artikel X 10, lid 2 Kieswet schrijft voor dat een raadslid die wegens ziekte tijdelijk ontslag wil nemen, een verklaring van een arts dient te overleggen waaruit blijkt dat aannemelijk is dat hij of zij de uitoefening van het raadslidmaatschap niet binnen acht weken zal kunnen hervatten.

In de praktijk blijkt dat de eigen huisarts van het raadslid (zich daarbij beroepend op richtlijnen van de Artsenfederatie KNMG) niet altijd bereid is een geneeskundige verklaring te verstrekken, omdat een dergelijke verklaring door een onafhankelijke arts dient te worden afgegeven. Ook in geval van tijdelijk ontslag wegens zwangerschap of bevalling wordt een verklaring van een arts of verloskundige voorgeschreven (artikel X10, lid 1 Kieswet).   

Antwoord:                                                                         
Om aan dit probleem tegemoet te komen is er, met inzet van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, een landelijke afspraak gemaakt. Er is een voorbeeld opgesteld van een geneeskundige verklaring, welke te vinden is op de website van het Ministerie van Binnenlandse Zaken Rechtspositie politieke ambtsdragers | Ambt in praktijk | Politieke ambtsdragers Deze verklaring kan een raadslid behulpzaam zijn bij het zoeken naar een arts bij ziekte of zwangerschap/bevalling. Volgens het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers moeten gemeenten (artikel 2.3.5) en provincies (artikel 3.3.5) voor hun bestuurders en volksvertegenwoordigers bedrijfsgeneeskundige zorg regelen. Een raads- of statenlid zou zich dus voor een geneeskundige verklaring tot de bedrijfsarts van de gemeente kunnen wenden.

Moet een vervanger wegens ziekte na 16 weken opnieuw worden benoemd? 

Toelichting vraag: De raad heeft een tijdelijk raadslid (ook wel plaatsvervanger genoemd) toegelaten voor een raadslid dat aangegeven heeft gebruik te willen maken van de regeling van tijdelijk ontslag vanwege ziekte. Dit raadslid is in de 16 weken nog niet hersteld en vraagt verlenging aan met een 2e termijn van 16 weken tijdelijk ontslag, en doet dat voordat de eerste termijn is verstreken. Moet in dat geval de benoemingsprocedure voor de plaatsvervanger opnieuw plaatsvinden? Inclusief opnieuw kandidaten benaderen op de lijst die voor de plaatsvervanger staan, inclusief geloofsbrieven, afleggen van eed of gelofte in de raad, etc.?

Antwoord: Het tijdelijk benoemde raadslid verliest na 16 weken automatisch zijn lidmaatschap (art. X 12 lid 2 Kieswet). Het lidmaatschap van het raadslid dat vervangen is herleeft op dat moment van rechtswege.  Het is mogelijk een lid ten hoogste driemaal per zittingsperiode een tijdelijk ontslag te verlenen (art. X 10 lid 4 Kieswet); dat kan ook direct achter elkaar. De Kieswet biedt geen mogelijkheid om het lidmaatschap van een tijdelijke vervanger te verlengen. Deze zal opnieuw benoemd en toegelaten moeten worden. Op basis van de Gemeentewet (art. 14) dient de eed / verklaring en belofte afgelegd te worden alvorens een raadslid zijn functie kan uitoefenen. Nu het raadslid opnieuw benoemd en toegelaten moet worden, ligt het in de lijn dat de eed / verklaring en belofte dan ook opnieuw wordt afgelegd. Zie ook de Handleiding Tussentijdse benoemingen voor centraal stembureaus.

Oprichting nieuwe fractie: gevolgen voor het lidmaatschap van een commissie? 

Toelichting vraag: Een lid van een eenmansfractie stapt uit haar partij en begint een nieuwe fractie. Kan haar fractievolger haar volgen en ook namens de nieuwe fractie lid worden van een raadscommissie?

Antwoord: Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de bepalingen die opgenomen zijn in de lokale verordening raadscommissie. Er zijn gemeenten waar in de verordening Raadscommissies een bepaling is opgenomen dat een fractievolger(-vertegenwoordiger) alleen kan worden benoemd als hij/zij op de kieslijst van de betrokken partij heeft gestaan. Als dit van toepassing is dan is hiervan de consequentie dat de fractievolger niet kan worden benoemd voor de nieuwe fractie. Er is immers geen kandidatenlijst geweest bij de voorgaande verkiezingen. Is deze bepaling niet opgenomen dan kan de fractievolger het raadslid volgen en namens de nieuwe fractie lid worden van een raadscommissie.

Herbenoeming commissieleden wegens nieuwe partijnaam 

Toelichting vraag: Onlangs zijn twee lokale partijen samengegaan in één nieuwe partij. De twee fracties van de 'oude partijen' treden met ingang van de laatste raadsvergadering op als één fractie in de raad. Nu moeten er nog commissieleden en leden rekenkamercommissie en auditcommissie benoemd worden. Deze komen allen uit de bestaande raadsleden/fractievertegenwoordigers, alleen fungeren ze nu onder de nieuwe naam. Moeten deze mensen benoemd worden aan de hand van stembriefjes, of kan dit ook pragmatisch ingericht worden - gewoon als hamerstuk met één raadsvoorstel/besluit?

Antwoord: Uit de gemeentelijke praktijk blijkt dat hiermee veelal pragmatisch wordt omgegaan: Doorgaans worden benoemingsvoorstellen afgestemd via het presidium en – als dat niet tot bijzonderheden leidt – in de raad als hamerstuk behandeld. Mocht een raadslid alsnog hoofdelijk willen stemmen over een benoeming, dan wordt dat bij de behandeling aangegeven en volgt er alsnog een schriftelijke stemronde. Ook komt het voor dat het presidium op grond van het Reglement van Orde leden van commissies kan benoemen.

Tenslotte kan er worden gekozen voor een schriftelijke stemming bij (her)benoemingen van commissieleden. Dit is tijdrovend maar levert rust en duidelijkheid op. Ook omdat een verzoek om wel te stemmen als een blijk van wantrouwen tegen een kandidaat wordt ervaren. Uit praktische overwegingen kunnen een aantal stemrondes via één stembriefje plaats vinden.

Fractievertegenwoordiger benoemen van andere kieslijst? 

Toelichting vraag: In ons reglement van orde staan de regelingen over onder andere het benoemen van een fractievertegenwoordiger (=lijstvolger). Mag een persoon die op de kieslijst staat van de fractie X, worden benoemd (aangewezen) door de raad tot fractievertegenwoordiger van de fractie Y. Onderstaande artikel lijkt multi-interpretabel:
Artikel: fractievertegenwoordiger: een lijstopvolger van een fractie die door de raad aangewezen is als vertegenwoordiger van die fractie;
Is dit dus wel of niet mogelijk?

Antwoord: Als in het reglement van orde is bepaald dat een fractievertegenwoordiger bij de laatstgehouden raadsverkiezingen op de kandidatenlijst van die fractie moet hebben gestaan, dan moet dat op die manier worden toegepast. Er zijn allerlei redenen om de regeling niet zo stringent te maken, maar bepalend is de regeling zoals die door de raad van de betreffende gemeente is vastgesteld.

Het gaat hier om het laten meedraaien met het raadswerk van een niet-raadslid. In het land komen we hiervoor verschillende benamingen tegen, zoals fractievertegenwoordiger, burgerraadslid, opvolger. Van belang is dat de raad deze personen aanwijst of benoemt. Op zichzelf is er geen wettelijk beletsel om personen op voordracht van een fractie aan te wijzen of te benoemen die niet op de kieslijst staan op grond waarvan de raadsleden van die fractie in de raad zijn gekomen.

Veel gemeenteraden hebben dit echter beperkt. De bepaling van bovenstaande gemeente houdt in dat de door een fractie voorgedragen fractievertegenwoordiger op de lijst van die fractie moet staan en niet op de lijst van een andere fractie. Als de raad dit anders wil regelen, kan dat, maar moet het reglement worden gewijzigd. We adviseren dit goed te regelen in een nieuwe verordening. Die regeling zou maatwerk moeten bevatten dat aansluit op de lokale werkwijze en mores. Het verdient aanbeveling om inderdaad goede afspraken vast te leggen over het voldoen aan de vereisten van de Gemeentewet (artikel 10 tot en met 15) en eventueel de Kieswet.

In (veelal kleinere) gemeenten gaat het meestal om 'burgerleden’ die in (traditionele) commissies zitten. Vraag is of het slim is om voor te schrijven dat die op de kieslijst moeten staan: een deskundig iemand die tussentijds in de gemeente komt wonen, is dan uitgesloten. Er kan bijvoorbeeld geregeld worden dat de (fungerend) voorzitter een voordracht van de fractie kon honoreren. Uiteraard moet wel in de verordening geregeld zijn hoeveel van die ‘burgers’: mogen aanschuiven (afhankelijk bijv. fractiegrootte of vast aantal?) Ook opletten hoe met die ‘burgerleden’ moet worden omgegaan als de fractie uiteen valt, want dat is meestal niet geregeld. Zoals raadsleden kunnen veranderen van partij kan dat ook bij de ‘burgers’!

Naamswijziging van een eenmansfractie 

Toelichting vraag: In september vorig jaar heeft een raadslid zich afgescheiden en is onder haar eigen naamlijst verder gegaan. Nu heeft het raadslid zich voor de komende verkiezingen bij een andere (al geregistreerde) lijst aangesloten. De partij is wel actief in de provincie maar nog niet in de betreffende gemeenteraad. Het raadslid wil nu al de naam van de fractie wijzigen. Kan dit? Het reglement van orde zegt hier niets over.

Antwoord: Dat mag. Een raadslid dat zich afsplitst kan ofwel als zelfstandige fractie verder gaan (en dan een eigen naam verzinnen) ofwel zich aansluiten bij een andere partij. Als dat een partij is die nu niet in de raad is vertegenwoordigd is het raadzaam om het raadslid te laten aantonen dat er een overeenstemming bestaat tussen de partij en het raadslid dat hij nu namens die partij in de raad zit. Het is immers niet toegestaan om een naam te voeren die verwarring met een bestaande partij kan oproepen. Men mag dus niet een naam hanteren waar men niet aan verbonden is. Dan zou je bijvoorbeeld twee verschillende PvdA's krijgen en dat mag niet. 

De toelichting bij het VNG model Reglement van Orde legt de link met toetsing van de naam aan de afwijzingsgronden uit artikel G3 uit de Kieswet.

Uit toelichting:

In de praktijk levert een nieuwe naamvoering van een fractie soms problemen op, bijvoorbeeld doordat een naam wordt gekozen die sterk lijkt op de naam van een al bestaande fractie. Bij de wijziging van het reglement in 2010 is daarom bepaald dat de naam getoetst dient te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3 van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde. Indien de nieuwe fractie wil meedoen aan de eerstvolgende raadsverkiezingen zal dit ook gebeuren. Bij registratie als politieke groepering wordt getoetst aan hoofdstuk G van de Kieswet, waarin staat aangegeven in welke gevallen deze registratie geweigerd wordt.

Artikel 8. Fractie

• 1. De leden van de raad die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

• 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

• 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

• 4. Indien één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of indien één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.

• 5. De nieuwe naam van de fractie wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad.

Bijlage: Rapport Peter Boswijk -  Registratie van de Aanduidingen van Politieke Groeperingen

Vanaf welke vergadering kan een nieuwe fractie als zodanig optreden?

Toelichting vraag: In onze raad heeft een raadslid schriftelijk aan de voorzitter van de raad gemeld dat hij als zelfstandige fractie gaat optreden. Nu bepaalt artikel 8.3 lid b van ons Reglement van Orde dat hier met ingang van de eerstvolgende vergadering van de Raad rekening mee gehouden moet worden. Vallen de commissievergaderingen ter voorbereiding van deze vergadering hier ook onder of moet de bepaling zo uitgelegd worden dat het echt het moment van de vergadering zelf betreft waarop de nieuwe fractie als zodanig kan optreden?

Antwoord: Het RvO is duidelijk; met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering betekent niet eerder en niet later dan de eerstvolgende raadsvergadering. Andere reglementen zoals voor de commissievergaderingen geven als regel aan dat de raad veelal iets bepaalt over de samenstelling van de commissies. Het kan dus zijn dat de raad ook daar nog een beslissing over moet nemen om vervolgens vertegenwoordigd te kunnen zijn in een commissievergadering.

Het lijkt erop alsof deze gemeente de modelbepaling van de VNG hanteert. Dat betekent dat voor splitsing van een fractie schriftelijk mededeling wordt gedaan aan de voorzitter en de nieuwe naam vervolgens met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na de mededeling mag worden gebruikt; een goede en heldere regeling. Opgepast moet worden dat de raad onderdeel wordt van een interne discussie in een fractie (bijvoorbeeld over wie nu recht heeft op de oorspronkelijke naam van de fractie).

Meestal is bepaald dat de raad commissieleden benoemt. Voor het goede functioneren van de raad zou het netjes zijn als de raad daar ook rekening mee houdt en de raad hierover ook z.s.m. besluiten neemt.

Lidmaatschap presidium na afscheiding raadslid van fractie  

Toelichting vraag: Kan op basis van het RvO een lid van een eenpersoonsfractie de toegang tot het presidium worden ontzegd (nadat hij zich heeft afgescheiden van de fractie)?

Antwoord: Ja, de samenstelling van het Presidium heeft de raad (als het goed is) vastgelegd in het Reglement van orde of een verordening op de commissies. Als alle fractievoorzitters lid zijn van het presidium en afsplitsers hiervan worden uitgezonderd.

Kan een opvolger in dezelfde vergadering de plaats innemen van het vertrekkend raadslid? 

Toelichting vraag: Een raadslid vertrekt uit de raad. Haar fractie wil dat in diezelfde vergadering haar opvolger al plaats kan nemen in de raad. De wens is: aan het begin van de vergadering zit het vertrekkende raadslid nog op haar plek aan de raadstafel; er wordt afscheid genomen; ze staat op en vertrekt en het nieuwe raadslid neemt haar plaats in (uiteraard na toelating en belofte). Kan dit zo? Wat is hiervoor precies de procedure?

Antwoord: Ja, dat kan. De Kieswet (artikel X 6) bepaalt dat een raadslid die ontslag heeft gevraagd het lidmaatschap behoudt totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van zijn opvolger onherroepelijk is geworden. Het raadslid blijft dus in functie totdat onherroepelijk is beslist omtrent de toelating van zijn opvolger. Het is dus mogelijk om afscheid te nemen van het zittende raadslid tijdens de raadsvergadering. Vervolgens wordt overgegaan tot het laten onderzoeken van de geloofsbrieven door een commissie uit de gemeenteraad. Daarvoor kan dan de raadvergadering geschorst worden.  (De commissie voor de geloofsbrieven kan ook voor de vergadering de geloofsbrieven controleren zodat in de vergadering direct daarvan verslag kan worden gedaan en geen tijd verloren gaat met een schorsing hiervoor).

De commissie brengt vervolgens schriftelijk verslag uit van haar bevindingen en doet daarbij een voorstel tot het nemen van een besluit.  De raad beslist over de toelating. Na de toelating kan het nieuwe raadslid in dezelfde vergadering de belofte of eed afleggen (art. 14 Gemeentewet) op basis waarvan het raadslid zijn functie kan gaan uitoefenen.

Een lid van de gemeenteraad dat zijn ontslag heeft ingediend behoudt zijn lidmaatschap van de raad, totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van zijn opvolger onherroepelijk is geworden.  Dat geldt ook, als het raadslid met ingang van een bepaalde datum ontslag heeft genomen. Concreet betekent dit dus dat het vertrekkend raadslid meebeslist over de toelating van zijn/haar opvolger. Dit kan dus allemaal in dezelfde vergadering.

Vertrek en opvolging raadslid verspreid over meerdere dagen.

Een andere mogelijkheid is om aan het eind van een vergadering afscheid te nemen en de volgende vergadering het nieuwe raadslid aan het begin van de vergadering te installeren. Ook kan de raadsvergadering waarin een raadslid afscheid neemt gespreid worden over 2 dagen. Op de ene dag neemt het zittende raadslid afscheid en op de volgende dag wordt het nieuwe raadslid geïnstalleerd. Dit geeft bovendien meer tijd aan de commissie die de geloofsbrieven onderzoekt. Op de volgende dag wordt gestart met het verslag van de commissie en direct installatie nieuw lid.

Wat zijn de regels en procedures bij het uittreden uit de raad en het toetreden van een nieuw lid tot de raad?

Antwoord: Beëindiging van het raadslidmaatschap is geregeld in de Kieswet.
Een lid van een vertegenwoordigend orgaan kan te allen tijde zijn ontslag nemen. Ontslagneming met terugwerkende kracht is niet mogelijk. Hij bericht dit schriftelijk aan de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan. Deze geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau. Op een ingediend ontslag kan niet worden teruggekomen (artikel X 2 Kieswet).
Leden van provinciale staten en van de gemeenteraad die hun ontslag hebben ingediend behouden, ook indien zij ontslag hebben genomen met ingang van een bepaald tijdstip, hun lidmaatschap, totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van hun opvolgers onherroepelijk is geworden of totdat het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. (Artikel X 6 Kieswet) Ook de benoemingsprocedure van een nieuw raadslid  is geregeld in de Kieswet.  Indien er een vacature in de raad ontstaat moet de eerstvolgende persoon van de betreffende fractie op volgorde van de kandidatenlijst worden aangeschreven. Deze kandidaat moet dan allerhande formaliteiten vervullen. Deze komen overeen met de formaliteiten na de verkiezingen. De geloofsbrieven worden dan samengesteld (kennisgeving en aanvaarding benoeming, verklaring openbare betrekkingen en uittreksel uit bevolkingsregister). In de raadsvergadering dienen dan de geloofsbrieven van de kandidaat te worden onderzocht en akkoord bevonden. Vervolgens wordt beslist tot toelating van de persoon als lid van de raad en wordt het toegelaten raadslid beëdigd.

In hoeverre heeft een raadslid dat ontslag heeft genomen, recht op een raadsvergoeding?

Antwoord: 
De vergoeding voor een raadslid is gebaseerd op artikel 3.1.1 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Lid 1 van genoemd artikel bepaalt het volgende: Een raadslid ontvangt met ingang van de dag van zijn beëdiging gedurende zijn lidmaatschap van de gemeenteraad een vergoeding voor de werkzaamheden per maand die afhankelijk is van de inwonersklasse van de gemeente waarin hij raadslid is.

Artikel X6 van de Kieswet is helder wat betreft het lidmaatschap van een raadslid dat ontslag heeft genomen: Leden van provinciale staten, het algemeen bestuur en van de gemeenteraad die hun ontslag hebben ingezonden, behouden, ook indien zij ontslag hebben genomen met ingang van een bepaald tijdstip, hun lidmaatschap, totdat de geloofsbrieven van hun opvolgers zijn goedgekeurd of totdat het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.

Mag een raadslid zijn/haar eigen partij starten drie maanden vóór de gemeenteraadsverkiezingen?

Antwoord: Wettelijk is ter zake niets geregeld. De Gemeentewet kent de term 'fractie' niet. De fractie is gekozen via een gezamenlijke lijst (conform de Kieswet). Op basis van die naamsaanduiding zijn de leden in de raad gekozen. In de meeste gevallen zal in het Reglement van orde een regeling zijn getroffen hoe om te gaan met de aanduiding van een afgesplitste groepering. Gebruikelijk is dat het raadslid dat is afgesplitst via de voorzitter aan de raad meedeelt hoe hij/zij in het vervolg wenst te worden aangeduid.

Formeel heeft de raad hier geen zeggenschap over. In deze opvatting is het een interne aangelegenheid van betrokkene(n). In sommige raden - en trouwens ook bij de Tweede Kamer - bestaat het gebruik dat iemand die zich afsplitst in het vervolg wordt aangeduid met 'groep ....(eigennaam)'.

Men kan zich ten slotte de vraag stellen of het richting de burger helemaal zuiver is om - staande een raadsperiode - een aanduiding te kiezen van een partij die tijdens de vorige verkiezingen niet bestond, maar wel aan de aanstaande . verkiezingen gaat deelnemen. Dit is evenwel meer een vraag van moreel-ethische aard.

Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden gekozen en benoemd. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Maar de fractie kan ook besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. In principe heeft de raad ook geen zeggenschap over de naamvoering van een fractie.

Echter, de raad kan wel in het reglement van orde regelen dat de fractienaam niet in strijd mag zijn met de openbare orde en goede zeden. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie (conform het bepaalde in het reglement van orde).

Welke fractie is de rechtmatige opvolger van een fractie na splitsing?

Toelichting vraag: Aanleiding van de vraag is de herziening Reglement van Orde n.a.v. situatie dat de raad meer (en kleinere) fracties heeft, en te kampen heeft met afsplitsingen.

Bij fractiesplitsingen kan discussie ontstaan welke fractie de rechtmatige opvolger is van de oorspronkelijke fractie, bijvoorbeeld doordat een fractie uit twee leden bestond die niet meer met elkaar door één deur kunnen en beiden zichzelf tot opvolger verklaren. Voor dit soort situaties zijn in onze RvO geen spelregels bepaald. Overwogen wordt om wel spelregels op te nemen.

Als oplossingen zijn onder andere gepasseerd:

  1. De raadsvoorzitter hakt de knoop door, gehoord door de direct betrokken raadsleden en het Presidium. Dit verdient ons inziens niet de voorkeur, omdat het de voorzitter in een lastig parket kan brengen.
  2. Alternatief (volgens mij in Den Haag toegepast) is om het oordeel te laten vellen door de partij (de politieke groepering die de kandidatenlijst bij het centraal stembureau heeft ingeleverd). Dit is ons inziens ook geen oplossing, omdat die groepering niet altijd meer georganiseerd is (de organisatie is opgeheven, de fractie die hieruit voortkwam bestaat nog). Bovendien: zonder last je werk doen als raadslid veronderstelt ook dat je onafhankelijk van je partij in de raad opereert.
  3. In RvO’s van andere gemeenten – leert Google mij - komt deze zinssnede voor: “de gemeenteraadsfractie die naar het oordeel van de gemeenteraad als rechtsopvolger van de oorspronkelijke fractie wordt beschouwd”. In het model-RvO van de VNG staat deze volgens mij niet. Dit klinkt als redelijke oplossing, maar roept ook de vraag op: hoe komt de raad hier tot een oordeel?
  4. Tot slot is overwogen om toch niets te regelen, en steeds naar bevind van zaken te handelen.

Antwoord: De Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger. Een volksvertegenwoordiger heeft daardoor de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Op grond van de bepalingen uit de Kieswet heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

De raad kan een naam van een fractie weigeren. Dat kan op grond van de afwijzingsgronden uit artikel G3 van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde. Immers, indien de nieuwe fractie wil meedoen aan de eerstvolgende raadsverkiezingen zal dit ook gebeuren. Bij registratie als politieke groepering wordt getoetst aan hoofdstuk G van de Kieswet, waarin staat aangegeven in welke gevallen deze registratie geweigerd wordt.

De vraagbaak acht het dus niet raadzaam om als raad t.a.v. de naamgeving van een afgesplitste fractie een verdergaande regeling te treffen dan het criterium G3 Kieswet (zoals opgenomen in de modelverordening).

Geldt er een leeftijdsgrens voor commissieleden niet-raadsleden?

Toelichting vraag: Vanuit de raad kwam de wens om de leeftijd van commissieleden niet-raadsleden te verlagen naar 16 jaar, om zodoende meer jongeren bij het politieke werk te kunnen betrekken.   

Antwoord: De basis voor de instelling en samenstelling van raadscommissies is gelegen in artikel 82 Gemeentewet. De wet stelt geen eisen aan de leeftijd van commissieleden, via bijvoorbeeld een koppeling aan artikel 10 lid 1 Gemeentewet (minimumleeftijd van 18 jaar voor raadsleden). Overigens wordt in de VNG-modelverordening op de raadscommissies deze koppeling wel gelegd.

De conclusie is dat er geen wettelijke belemmeringen zijn aan het verlagen van de leeftijd voor commissieleden door de raad onder de 18 jaar, via aanpassing van de Verordening op de raadscommissies of het Reglement van Orde.