Veelgestelde vragen over Functioneren van de raad

 

 

Kan de griffier voorstellen doen aan de raad?

Kan een griffier voorstellen doen aan de raad? In onze gemeente gebeurt dit al jaren, maar staat er niet in de wet dat het college de raadsvoorstellen voorbereidt? (dus niet een griffier). Maar hoe logisch is dat in het geval van een voorstel over de vergoeding van de rekenkamercommissie, bijvoorbeeld? Of wijzigingen in de fractieondersteuning etc.?

Antwoord: Een griffier doet zelf geen voorstellen aan de raad, maar bereidt een voorstel wel voor. In de regel worden voorstellen over huishoudelijke aangelegenheden van de raad, vanuit het presidium gedaan als zijnde het dagelijks bestuur van de raad. De onderbouwing daarvoor is dat dan naar analogie van een initiatiefvoorstel wordt gehandeld, waarbij het voorstel van het presidium een initiatief is aan de raad, conform artikel 147a Gemeentewet.

Hoe kijken jullie naar het fenomeen gewogen stemming in Artikel 84 Gemeentewet commissies? Denk hierbij aan het fractievoorzittersoverleg. 

Antwoord: Het principe is one man one vote. Het toepassen van gewogen stemmingen vormt daar een inbreuk op en vereist een uitdrukkelijke wettelijke grondslag. De Gemeentewet kent een dergelijke grondslag niet. Gewogen stemmingen zijn daarom niet toegestaan.  Dat laat zich ook verklaren uit het feit dat ieder raadslid of commissielid een individueel mandaat heeft en, formeel gezien, geen fractie vertegenwoordigt.

Nog ter aanvulling: het evenredigheidsbeginsel dat uit artikel 82 lid 3 Gemeentewet blijkt, ziet op de samenstelling van de commissie en niet op de stemming.

Moeten raadsvoorstellen ondertekend worden?

Mijn huidige gemeentesecretaris is van mening dat het een kwestie van ‘smaak’ is of raadsvoorstellen aan de raad, ondertekend worden door BM en secretaris. Artikel 59a GW schrijft echter voor dat stukken die namens het college uitgaan worden ondertekend door BM en secr. Ik ben er altijd van uit gegaan dat raadsvoorstellen hier ook onder vallen. En dat het originele raadsvoorstel van belang is voor de juiste interpretatie van het raadsbesluit. Je moet dus twee gevalideerde stukken hebben (RVS en RB). In deze gemeente wordt dus al 30 jaar geen ondertekende raadsvoorstellen aan het archief toevertrouwd. Is dit een kwestie van smaak?

Antwoord: Een raadsvoorstel is een stuk dat uitgaat van het college, en dient dus blijkens artikel 59a Gemeentewet (Gw) door de burgemeester wordt ondertekend en door de secretaris medeondertekend. Een raadsvoorstel vloeit immers voort uit een collegebesluit om een voorstel aan de raad voor te leggen.
Formeel moet een raadsvoorstel zijn ondertekend als het aan de raad wordt aangeboden.

Niet alleen jouw gemeente maar ook in andere gemeenten is het evenwel niet zelden praktijk dat een raadsvoorstel niet ondertekend wordt aangeleverd bij de griffie. Vaak wordt een raadsvoorstel tegelijk met het raadsbesluit ondertekend, dus na besluitvorming door de raad.  De ondertekening van raadsbesluiten is geregeld in artikel 32a Gw.  

Dat ondertekening feitelijk niet plaatsvindt is een kwestie van inrichting van het informatiebeheer, niet zozeer van 'smaak' zoals de gemeentesecretaris (wellicht in een ontspannen gemoedsstemming) heeft opgemerkt. Zeker in dit digitale tijdperk wordt een raadsvoorstel niet altijd van een natte handtekening voorzien. Dat is op zich ook niet nodig, er zijn immers alternatieven in de vorm van een digitale handtekening of ondertekeningsmandaat. Als de validatie maar zodanig is geregeld, dat objectief kenbaar is dat het betreffende document definitieve status heeft.
Toch blijkt uit de praktijk ook de validatie niet goed geregeld. Hierdoor komt het voor dat het onduidelijk is welk definitieve voorstel aan de raad is voorgelegd (in het archief blijken meerdere ongetekende versies te zitten), hetgeen zich in een gerechtelijke procedure kan wraken omdat de uitleg/toelichting/reden voor de rechter van belang is bij de juridische duiding van een raadsbesluit.   

Ondertekening van raadsvoorstellen – op welke wijze dan ook - is dus ook in dit opzicht geen kwestie van smaak, maar van noodzaak.

Mag een informatieverzoek van een raadslid geweigerd worden?

Een fractie in de raad wil over de afgelopen vier jaar precies weten welke juridische procedures er zijn gevoerd door en tegen de gemeente, wat dat gekost heeft enz.. De burgemeester heeft overleg gehad met de fractie en aangegeven dat dit (te) veel ambtelijke tijd zou gaan kosten. Verder heeft hij gevraagd wat de achtergrond van het verzoek is. Daar is geen helder antwoord op gekomen. De fractie heeft nu bedacht dat één van de commissieleden met veel tijd om handen dan zelf wel de stukken wil gaan inzien, zodat geen/weinig ambtelijke tijd nodig is. Is dit toegestaan en is het ook gewenst?

Antwoord: Raadsleden, commissieleden (of derden in zijn algemeenheid) moeten zeker niet zelf in dossiers gaan grasduinen. Dit druist in tegen de taak van raadslid/commissielid en tegen de wenselijke rolverdeling raad – college. Ook bescherming van persoonsgegevens speelt een rol. Een raadslid heeft wel recht op die informatie welke benodigd is voor de uitoefening van zijn taak. De in casu gevraagde informatie lijkt op zich afgebakend: aard en aantal juridische procedures, kosten etc. De gevraagde informatie zou op hoofdlijnen door het college moeten kunnen worden verstrekt.  
Eventueel via ambtelijke bijstand.

In het uiterste geval resteert de indiening van een formeel verzoek op grond van de Woo om de gevraagde informatie boven tafel te krijgen, maar dat lijkt ons niet de geëigende weg binnen de wenselijke verhouding raad-college. Bovendien is het de vraag of een Woo-verzoek hier zal helpen: als de gevraagde informatie in bestaande documenten was vervat, dan was verstrekking geen probleem. De Woo (voorheen Wob) verplicht evenwel niet tot het opmaken van documenten. Voor de volledigheid: als er informatie wordt gevraagd en door het college niet wordt verstrekt is er een politieke route die kan worden gevolgd: vragenrecht, interpellatiedebat, motie van treurnis/afkeuring/wantrouwen.

Welke rechten hebben commissieleden?

Vanuit een van onze fracties komt de vraag naar wat precies de rechten van commissieleden, niet zijnde raadsleden zijn. Het gaat met name om het stellen van technische vragen, politieke vragen en de verzoeken om ambtelijke bijstand in voorbereiding op motie, amendement of initiatiefvoorstel o.i.d.  

Antwoord: We gaan er van uit dat de vraagstelling ziet op commissies als bedoeld in artikel 82 Gemeentewet. Dit artikel bepaalt het wettelijk kader voor de leden van deze commissies.
De invulling van de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van een dergelijke commissie wordt ingevolge lid 1 overgelaten aan de raad.  In de praktijk krijgt dit invulling via het Reglement van Orde en de Verordening op de raadscommissies, en is er ruimte voor lokale inkleuring. Hierin kan dus geregeld worden of commissieleden vragen mogen indienen, ambtelijke bijstand krijgen e.d. Of een verruiming van de taken en bevoegdheden van deze commissieleden wenselijk is, is meer een vraag welke de lokale bestuurscultuur aangaat en niet juridisch van aard is.

Op welke termijn kan een raadsvergadering worden uitgeschreven?

Kan er, afwijkend van de reguliere termijn voor het uitschrijven van een raadsvergadering, een raadsvergadering op kortere termijn worden belegd?

Ter toelichting: Ons Reglement van Orde luidt: 

Artikel 8. Oproep en voorlopige agenda

  1. De voorzitter zendt ten minste twee weken voor een raadsvergadering de raadsleden een schriftelijke oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken.
  2. Als een aanvullende agenda als bedoeld in artikel 9, eerste lid, wordt vastgesteld, wordt deze met de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering aan de leden gezonden.

Artikel 9. Aanvullende agenda; vaststellen agenda 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van een schriftelijke oproep een aanvullende voorlopige agenda opstellen. De daarbij behorende stukken worden openbaar gemaakt.

Andere bepalingen in ons RvO gaan alleen over het (eventueel met spoed) toevoegen van agendapunten of stukken aan een al geplande vergadering.

Antwoord:  In de artikelen 17 en 19 Gemeentewet zijn geen termijnen opgenomen voor het uitschrijven van een raadsvergadering. Een raadsvergadering kan worden uitgeschreven op kortere termijn dan opgenomen in het RvO. In het betreffende RvO wordt een termijn genoemd, maar artikel 48 RvO biedt de mogelijkheid voor de raad om op voorstel van de voorzitter een besluit te nemen waarin het RvO niet voorziet of indien twijfel rond de toepassing bestaat. Het is dus mogelijk een raadsvergadering uit te schrijven met een kortere termijn dan opgenomen in het RvO. Het advies is om dit vooraf te bespreken met de fractievoorzitters, zodat er draagvlak ontstaat. 

Wie vervangt de plaatsvervangend voorzitter? 

De raad heeft een waarnemend voorzitter aangewezen. Nu doet de situatie zich voor dat de voorzitter/burgemeester aanwezig is en er een voorstel uit haar portefeuille aan de orde komt. De waarnemend voorzitter is dan met vakantie. Vragen: Treedt dan automatisch artikel 77 Gemeentewet in werking en neemt dan het langstzittende lid de waarneming voor zijn rekening? Of mag zij zelf voorzitten en de vragen beantwoorden? En wie is het langstzittend lid? Want we zijn een heringedeelde gemeente. Telt de termijn van de oude gemeente mee, al dan niet onafgebroken? 

Antwoord: De burgemeester kan weliswaar zelf voorzitten als een onderdeel dat haar portefeuille regardeert aan de orde is, maar de juridische vraagbaak adviseert met klem om dat niet te doen, juist om de scheiding tussen burgemeester als voorzitter raad en burgemeester als portefeuillehouder helder te houden.

Wanneer de burgemeester niet zelf voorzit als haar agendapunt aan de orde is, is artikel 77 eerste lid Gemeentewet automatisch van toepassing.  Wanneer de plaatsvervangend voorzitter met vakantie is, is de laatste zin van het eerste lid van artikel 77 Gemeentewet van toepassing: De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten. De vraagbaak adviseert in dit geval dat de raad een ander raadslid als plaatsvervangend (de wet spreekt van waarnemend, maar zuiverder is plaatsvervangend) voorzitter aanwijst.

Het langstzittende lid bij herindelingen: Als de raad kiest voor het plaatsvervangend voorzitterschap op basis van anciënniteit, zou volgens de vraagbaak gelet op de memorie van toelichting bij artikel 77 Gw ook gekeken moeten worden naar raadslidmaatschappen in gemeenten die als gevolg van herindelingen zijn opgegaan in de huidige gemeente.
Het is overigens niet verplicht het plaatsvervangend voorzitterschap te baseren op anciënniteit, gelet op de laatste zin van het eerste lid van artikel 77 Gemeentewet. De raad zou ook voor een ander raadslid kunnen kiezen op basis van andere criteria. 

Mag de raad stemmen met een voorbehoud? 

Met sommige leden van mijn raad heb ik discussie over het stemmen na afwijzing van een amendement, in het kader van de behandeling van de begroting. Ik ben van mening dat je na afwijzing van een amendement daarna nog de keuze hebt om voor of tegen het originele raadsvoorstel te stemmen. Enkele raadsleden geven aan dat zij op zich wel willen voorstemmen, maar met uitzondering van de zaken die ze in het amendement hebben voorgesteld. Volgens mij kan dat niet en kunnen ze hooguit een stemverklaring afgeven, maar je bent dan altijd voor of tegen.

Antwoord:  Indien een amendement het niet gehaald heeft, moeten raadsleden voor of tegen de HELE begroting stemmen. Zij kunnen niet voor een gedeelte stemmen. Dat vloeit voort uit artikelen 19 en 27 t/m 32 Gemeentewet.

Moet een vervanger wegens ziekte na 16 weken opnieuw worden benoemd? 

De raad heeft een plaatsvervanger benoemd voor een raadslid dat aangegeven heeft gebruik te willen maken van de regeling van tijdelijk ontslag vanwege ziekte. Dit raadslid is in de 16 weken nog niet hersteld en vraagt verlenging aan met een 2e termijn van 16 weken tijdelijk ontslag, en doet dat voordat de eerste termijn is verstreken (VNG heeft het in dat geval over automatische verlenging).

Moet in dat geval de benoemingsprocedure voor de plaatsvervanger opnieuw plaatsvinden? Inclusief opnieuw kandidaten benaderen op de lijst die voor de plaatsvervanger staan, inclusief geloofsbrieven, afleggen van eed of gelofte in de raad, etc.?

Antwoord: In overleg met de Kiesraad komen we tot het volgende antwoord:

Het tijdelijk benoemde raadslid verliest na 16 weken automatisch zijn lidmaatschap (art. X 12 lid 2 Kieswet). Het lidmaatschap van het raadslid dat vervangen is herleeft op dat moment van rechtswege.  Het is mogelijk een lid ten hoogste driemaal per zittingsperiode een tijdelijk ontslag te verlenen (art. X 10 lid 4 Kieswet); dat kan ook direct achter elkaar. De Kieswet biedt geen mogelijkheid om het lidmaatschap van een tijdelijke vervanger te verlengen. Deze zal opnieuw benoemd en toegelaten moeten worden. Op basis van de Gemeentewet (art. 14) dient de eed / verklaring en belofte afgelegd te worden alvorens een raadslid zijn functie kan uitoefenen. Nu het raadslid opnieuw benoemd en toegelaten moet worden, ligt het in de lijn dat de eed / verklaring en belofte dan ook opnieuw wordt afgelegd. 

Moeten wensen en bedenkingen door de raad worden vastgesteld? 

Op grond van artikel 160 Gemeentewet kan het college bij bepaalde onderwerpen alleen een besluit nemen, nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.  In onze gemeente is de praktijk gebeurt dat een verzoek van het college om wensen en bedenkingen te geven rechtstreeks in de raad wordt behandeld. Na de behandeling worden de wensen en bedenkingen van de diverse fracties in een brief verwoord en aan het college toegezonden, waarna het college een definitief besluit neemt. Bij het definitieve besluit kan het college de wensen en bedenkingen van de raad naast zich neer leggen. In de toelichting bij artikel 160 Gw staat dat deze hoorplicht een politieke plicht is, die geen rechtsgevolgen heeft.

De vraag is of de door ons gevolgde procedure een rechtens juiste procedure is of dat de raad als geheel hierover een raadsbesluit moet nemen, waarbij de geuite wensen en bedenkingen in het raadsbesluit worden opgenomen. Een raadsbesluit kan het college niet naast zich neer leggen.

Antwoord: Op grond van artikel 169 lid 4 Gemeentewet wordt de raad in voorkomende gevallen in de gelegenheid gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Dat veronderstelt dus een raadsbesluit/raadsmeerderheid. Over door fracties ingebrachte wensen en bedenkingen moet in de raadsvergadering worden gestemd. Als de wensen en bedenkingen worden aangenomen, wordt dat in het raadsbesluit vermeld. Het college kan door de raad geuite wensen en bedenkingen naast zich neerleggen. Daar kunnen, net als bij een motie, politieke gevolgen aan verbonden worden. Anderzijds kan het college ook besluiten om wensen en bedenkingen die zijn ingebracht, maar waar geen raadsmeerderheid voor bestond, toch mee te nemen als men dat van meerwaarde vindt. 

Hoe herstel ik een foutieve stemming over een amendement? 

In onze raadsvergadering bestond verwarring over de stemvolgorde van een motie en een amendement. Bij het bepalen van de stemvolgorde zijn de voorzitter en ik er ten onrechte vanuit gegaan dat het hier beide om een motie ging. We hebben daarbij een keuze gemaakt in welke motie het meest verstrekkend is. De motie is aangenomen, het amendement is niet in stemming gebracht.

Volgens ons Reglement van Orde gaat bij stemming echter het amendement voor de motie. De indieners van het amendement zijn nu boos. De voorzitter en ik betreuren de fout. Is het juridisch mogelijk om bij de eerstvolgende raadsvergadering een herstemming te houden, waarbij eerst het amendement in stemming wordt gebracht gevolgd door een herstemming over de motie?

Antwoord: Over dit soort kwesties regelt de Gemeentewet niets. En wordt het daarmee aan een raad overgelaten. De raad bepaalt immers zijn eigen agenda.

Advies is om samen met het gremium dat over de agenda van de raad gaat te komen tot een heldere omschrijving van de reden van het opnieuw agenderen van dit raadsbesluit en een duidelijk zichtbaar amendement in het gewijzigde raadsbesluit, zodat de raad weet waarover moet worden gestemd.

Nogmaals het amendement in stemming brengen gaat niet, aangezien een amendement beoogt een ontwerp-raadsbesluit te wijzigen (artikel 147b Gemeentewet).  Wel kan een  "Voorstel tot wijziging (of: aanpassing) van raadsbesluit d.d. (datum), onderwerp (naam onderwerp)” op de agenda worden gezet.

In het  voorstel dat bij dat onderwerp hoort wordt uitgelegd wat de reden is voor agendering, en stelt de raad voor om het destijds genomen raadsbesluit te wijzigen conform de tekst van het niet in stemming gebrachte amendement.

Als de raad besluit tot overname van het voorstel, wordt daarmee het besluit van destijds conform amendement van destijds gewijzigd. Als de raad besluit tot verwerping van het voorstel, blijft het besluit in stand. 

Wie besluit er over de (tijdelijke) opvang van vluchtelingen?

De gemeente waar ik werk is, zoals vele andere  gemeente, geconfronteerd met de vluchtelingenproblematiek en in het bijzonder de (tijdelijke) opvang van asielzoekers. Bij wat nazoeken op internet viel mij op dat er in gemeenteland verschillend mee wordt omgegaan wie daarover in beginsel besluit. In de ene gemeente gaat de raad over het besluit en in de andere gemeente het college. Dat komt omdat voor dergelijke verzoeken geen regels zijn. Het college kan daarover besluiten, omdat vaak overeenkomsten moet  worden afgesloten of vergunningen worden verstrekt. De raad komt dan via de wensen en bedenkingen procedure aan bod. Maar daarmee wordt impliciet een beslissing genomen over de hoofdvraag, die daaraan eigenlijk voorafgaat: is de gemeente al dan niet bereid asielzoekers op te vangen en zo ja wat zijn de randvoorwaarden (bv. het aantal op te vangen mensen, alternatieve locaties e.d. ). Dit soort besluiten heeft doorgaans een grote maatschappelijke impact in de gemeente, waardoor je kan beredeneren dat de gemeenteraad daarover in principe gaat en ook zou moeten willen gaan. (en als die vraag is beantwoord, komt het college aan bod met overeenkomsten, vergunnen e.d.) De raad stelt immers kaders. Hier stelt het college zich op het standpunt dat zij het besluit ten principale neemt, maar de raad wel intensief wil betrekken en raadplegen. Dat is mooi, maar toch wezenlijk anders als je als raad zelf het besluit neemt. Hoewel ik wil voorkomen dat dit hier leidt tot een proceduredebat ipv een inhoudelijk debat, vroeg ik mij toch af of er een juridische basis voor mijn stelling is, dat de raad over de principiële hoofdvraag gaat. Ik denk hierbij aan artikel 108 Gemeentewet. Weten jullie hier een antwoord op?

Antwoord: Een visie dat alleen het college kan besluiten tot opvang van vluchtelingen wordt door de juridische vraagbaak niet gedeeld. De leden van de juridische vraagbaak zijn van mening dat de raad in ieder geval, zowel uit juridisch oogpunt als vanuit democratische legitimatie, moet worden betrokken bij de vraag of in de gemeente opvang van vluchtelingen gaat plaatsvinden. Daarvoor is een juridische onderbouwing op grond van artikel 108 en artikel 147 Gemeentewet.
Er zijn twee gebruiken en stromingen op welke wijze de betrokkenheid vorm gegeven wordt. De ene stroming stelt dat sprake moet zijn van een wensen- en bedenkingenprocedure (omdat tussen college en COA een bestuursovereenkomst wordt gesloten), de andere stroming stelt dat sprake moet zijn van een raadsvoorstel op basis waarvan de raad uiteindelijk beslist. Daarnaast speelt de raad ook nog een rol indien sprake zou zijn van wijziging van een bestemmingsplan. 

Stelt het college de Grondprijzennota vast? 

Volgende week ligt ter besluitvorming aan de gemeenteraad voor de Nota Grondbeleid. Voor dat deze nota bij de gemeenteraad ligt heeft het al een heel bijzondere “aanvlieg route” gehad.

Het college heeft in februari 2015 de door het college vastgestelde Grondprijzennota 2015 ter kennisname gezonden aan de raad. Deze heeft op de ingekomen stukkenlijst gestaan van de raad. Vervolgens heeft het college voor behandeling in de raadscommissie van 9 april jl. de Nota Grondbeleid aangeboden. Deze ligt nu op 30 april ter besluitvorming voor aan de raad.

Afgezien van het feit dat het, volgens de griffier, beter was geweest eerst de Nota Grondbeleid aan te bieden aan de raad ter vaststelling (als een soort kadernota) en daarna als college te besluiten over de Grondprijzennota, is de vraag een andere. 

De griffier kan niet echt goed achterhalen waarom het vaststellen van de Grondprijzennota een bevoegdheid is van het college. Als er vrij “gegoogled” wordt op internet zijn er verschillende gemeenten waar de Grondprijzennota door de raad wordt vastgesteld, maar ook verschillende gemeenten waar deze nota door het college wordt vastgesteld. Nu is de griffier dus op zoek naar het antwoord op de vraag op grond waarvan dit een bevoegdheid is van het college. Dit ook omdat het wellicht kan gaan spelen in de discussie op 30 april a.s.

Zelf denkt de griffier dat dit een bestuursbevoegdheid is (geweest) welke met de dualisering van raad naar college is gegaan of slaat hij dan de plank helemaal mis?

Antwoord:  De stelregel is dat het college o.g.v. artikel 160 Gemeentewet bevoegd is tot het aangaan van privaatrechtelijke handelingen, maar dat wanneer er sprake is van kaderstellend beleid, de raad een rol speelt. Dat is niet op wettelijke basis maar afgeleid van de taak van de raad en het college.

In concreto betekent het dus dat in de betreffende gemeente het college de grondprijzen heeft kunnen vaststellen en de raad de nota grondbeleid, als daar intern afspraken over zijn gemaakt. 

Kan een raadslid zich onthouden van stemming, in het geval waar art. 28 van de Gw niet van toepassing is? 

Een griffier heeft deze vraag aan de juridische vraagbaak voorgelegd en geeft hierbij de volgende toelichting.

Een van de raadsfracties wil zich komende raadsvergadering onthouden van stemming bij een collegevoorstel. Wij hebben het volgende geadviseerd:

Je kunt je niet onthouden van stemming, tenzij op grond van art. 28 van de Gemeentewet (belangenverstrengeling, maar dat is hier niet van toepassing).

Je stemt voor of je stemt tegen. Als je niet wil meestemmen, kan dat alleen door voorafgaand aan de beraadslagingen weg te lopen uit de raadszaal en dus afwezig te zijn. Je kunt wel van te voren een stemverklaring afleggen.

De voorzitter heeft echter tegen de fractievoorzitter gezegd dat zij bij stemming niet hun hand moeten opsteken (de raad stemt met handopsteking).

Hoe adviseren jullie in deze kwestie? Ik las een artikel van Elzinga, die stelt dat raadsleden een publieke plicht tot stemming hebben, tenzij er sprake is van belangenverstrengeling.

Antwoord:  De griffier geeft hier zelf het goede antwoord.

Uit artikel 28 van de Gemeentewet vloeit voort dat een raadslid moet stemmen en zich daarvan in de raadzaal niet kan onthouden. Wil het raadslid per se niet stemmen dan zal hij/zij zich buiten de raadzaal moeten begeven op het moment dat de stemming daar is. 

Kan de raad zichzelf een opdracht geven via een motie? 

Een aantal fracties in de gemeenteraad wil donderdag een motie indienen, waarin een opdracht aan het college wordt gegeven maar ook aan de raad zelf. Die opdracht is om bij de provinciale fracties een onderwerp aan te kaarten wat lokaal speelt, maar waar de provincie over gaat (het gaat om OV-oplaadpunten).

Er is discussie of de raad via een motie een opdracht aan zichzelf kan geven. Volgens ons kan dit, immers een motie is redelijk vorm vrij.

Antwoord: De raad kan inderdaad een motie met een opdracht aan zichzelf uitbrengen, al is het vrij ongebruikelijk. Het presidium kan ter vergadering reageren op de motie, die immers (deels) de raad zelf betreft.

Een andere mogelijkheid is het opstellen van een conceptbrief, die geagendeerd wordt voor de raadsvergadering. Na accordering kan deze dan meteen worden verzonden aan de Statenfracties. Door een motie aan te nemen waarmee het initiatief bij de fracties komt te liggen is ook niet duidelijk hoe hierover terug wordt gerapporteerd aan de raad (wat gebruikelijk is als er een motie richting college wordt aangenomen). De raad moet op enig moment kunnen constateren dat de fracties de motie hebben uitgevoerd. Bij het als raad gezamenlijk verzenden van een brief is dat meteen duidelijk. Bovendien krijgt men dan ook schriftelijk antwoord van de provincie, wat bij het afzonderlijk Statenfracties aanspreken niet het geval zal zijn. 

Er zijn twee raadsbesluiten genomen over hetzelfde onderwerp. Overrulet het tweede besluit het eerste? 

Het eerste besluit is genomen op 26 juni 2014 en gaat over de bekrachtiging van geheimhouding van een rapport en de daarbij horende bijlagen. Daarbij is een amendement aangenomen. Hierover is gesplitst gestemd, waarbij alleen beslispunt 3 over het houden van een raadsenquête (na opheffing van de geheimhouding) is aangenomen. Daarna is over hetzelfde onderwerp een raadsbesluit genomen op 18 september 2014. Hier is de geheimhouding over het rapport in kwestie opgeheven maar niet op de bij het rapport horende bijlagen. Bij dit laatste besluit  is er in principe niets gezegd over het besluit over het amendement van 26 juni betreffende de raadsenquête. De vraag die binnen onze raad leeft is of het beslispunt van het amendement nog staat? Geldt dit nog steeds? Of is het gehele besluit van 26 juni, dus ook het beslispunt betreffende de raadsenquête ‘overruled’ door het besluit op 18 september? Dit ook vanuit de achtergrond dat als de raad iets anders wil met de raadsenquête, zij een nieuw besluit moeten nemen? Of als het besluit van de 26de is ‘overruled’ door het besluit van de 18de september dan doet het nemen van een raadsbesluit niet meer ter zake.

Antwoord: Op 26 juni heeft de raad  geheimhouding op een rapport bekrachtigd en een amendement aangenomen dat na opheffing van de geheimhouding de raad een raadsenquête gaat houden.

Met het besluit van 18 september heeft de raad de geheimhouding gedeeltelijk opgeheven, maar de bijlagen bij het rapport blijven geheim.

Op de vraag of het amendement van 26 juni met het raadsbesluit van 18 september nog overeind staat is het antwoordbevestigend.

De reden is dat het besluit van 18 september de geheimhouding gedeeltelijk heeft opgeheven maar dat het besluit van 24 juni op het amendement daardoor niet is vervallen. De vraag is of aan de voorwaarden van het besluit van 26 juni is voldaan, nu niet de hele geheimhouding is opgeheven. Dat is een vraag die de politiek zelf moet beantwoorden. 

Oprichting nieuwe fractie: gevolgen voor het lidmaatschap van een commissie? 

Een lid van een eenmansfractie stapt uit haar partij en begint een nieuwe fractie. Kan haar fractievolger haar volgen en ook namens de nieuwe fractie lid worden van een raadscommissie?

Antwoord: Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de bepalingen die opgenomen zijn in de lokale verordening raadscommissie.

Er zijn gemeenten waar in de verordening Raadscommissies een bepaling is opgenomen dat een fractievolger(-vertegenwoordiger) alleen kan worden benoemd als hij/zij op de kieslijst van de betrokken partij heeft gestaan. Als dit van toepassing is dan is hiervan de consequentie dat de fractievolger niet kan worden benoemd voor de nieuwe fractie. Er is immers geen kandidatenlijst geweest bij de voorgaande verkiezingen. Is deze bepaling niet opgenomen dan kan de fractievolger het raadslid volgen en namens de nieuwe fractie lid worden van een raadscommissie. 

Herbenoeming commissieleden wegens nieuwe partijnaam 

Onlangs zijn twee lokale partijen samengegaan in één nieuwe partij. De twee fracties van de 'oude partijen' treden met ingang van de laatste raadsvergadering op als één fractie in de raad. Nu moeten er nog commissieleden en leden rekenkamercommissie en auditcommissie benoemd worden. Deze komen allen uit de bestaande raadsleden/fractievertegenwoordigers, alleen fungeren ze nu onder de nieuwe naam.
Moeten deze mensen benoemd worden a.d.h.v. stembriefjes, of kan dit ook pragmatisch ingericht worden - gewoon als hamerstuk met één raadsvoorstel/besluit?

Antwoord: Uit de gemeentelijke praktijk blijkt dat hiermee veelal pragmatisch wordt omgegaan:
Doorgaans worden benoemingsvoorstellen afgestemd via het presidium en – als dat niet tot bijzonderheden leidt – in de raad als hamerstuk behandeld. Mocht een raadslid alsnog hoofdelijk willen stemmen over een benoeming, dan wordt dat bij de behandeling aangegeven en volgt er alsnog een schriftelijke stemronde.  
Ook komt voor dat het presidium op grond van het Reglement van Orde leden van commissies kan benoemen.
Tenslotte wordt gekozen voor een schriftelijke stemming bij (her)benoemingen van commissieleden. Dit is tijdrovend maar levert rust en duidelijkheid op. Ook omdat een verzoek om wel te stemmen als een blijk van wantrouwen tegen een kandidaat wordt ervaren. Uit praktische overwegingen vinden dan wel een aantal benoemingen via één stembriefje plaats. 

Wat is de juiste vorm van een stembriefje? 

Ik weet dat sommige griffiers werken met lege briefjes, waar de namen door de raadsleden op ingevuld moeten worden. Maar soms lees ik ook dat stembriefjes worden gemaakt waarop raadsleden ‘voor’ of ‘tegen’ kunnen aankruisen. Wat is nu de juiste vorm?

Antwoord: Stembriefjes zijn vormvrij. Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen een voordracht waarbij een persoon voor voorgesteld waar je voor of tegen kan zijn en een vrije stemming.

Bij de voordracht kan een stembriefje er zo uitzien:

Kandidaat A
Voor 0
Tegen 0

Als er twee kandidaten zijn voor dezelfde functie kan het stembriefje er zo uitzien:
Kandidaat A  0
Kandidaat B  0

Bij een vrije stemming kan het stembriefje er zo uitzien:
Functie A   Ik stem op  ……   (naam van degene op wie u stemt). 

Fractievertegenwoordiger benoemen van andere kieslijst? 

In ons reglement van orde staan de regelingen over o.a. het benoemen van een fractievertegenwoordiger (=lijstvolger). Mag een persoon die op de kieslijst staat van de fractie X, worden benoemd (aangewezen) door de raad tot fractievertegenwoordiger van de fractie Y.
Onderstaande artikel lijkt multi-interpretabel:
Artikel: fractievertegenwoordiger: een lijstopvolger van een fractie die door de raad aangewezen is als vertegenwoordiger van die fractie;
Is dit dus wel of niet mogelijk?

Antwoord: Als in het reglement van orde is bepaald dat een fractievertegenwoordiger bij de laatstgehouden raadsverkiezingen op de kandidatenlijst van DIE fractie moet hebben gestaan, dan moet dat op die manier worden toegepast. Er zijn allerlei redenen om de regeling niet zo stringent te maken, maar bepalend is de regeling zoals die door de raad van de betreffende gemeente is vastgesteld.

Het gaat hier om het laten meedraaien met het raadswerk van een niet-raadslid. In het land komen we hiervoor verschillende benamingen tegen, zoals fractievertegenwoordiger, burgerraadslid, opvolger. Van belang is dat de raad deze personen aanwijst of benoemt. Op zichzelf is er geen wettelijk beletsel om personen op voordracht van een fractie aan te wijzen of te benoemen die niet op de kieslijst staan op grond waarvan de raadsleden van die fractie in de raad zijn gekomen.

Veel gemeenteraden hebben dit echter  beperkt. De bepaling van bovenstaande gemeente houdt in dat de door een fractie voorgedragen fractievertegenwoordiger op de lijst van die fractie moet staan en niet op de lijst van een andere fractie. Als de raad dit anders wil regelen, kan dat, maar moet het reglement worden gewijzigd.

Tip: regel dit goed in een nieuwe verordening
Goed regelen in de lokale verordening is in dit geval van belang. Die regeling zou maatwerk moeten bevatten dat aansluit op de lokale werkwijze en mores. Het verdient aanbeveling om inderdaad goede afspraken vast te leggen over het voldoen aan de vereisten van de Gemeentewet (artikel 10 tot en met 15) en eventueel de Kieswet.

Zeker nu we een nieuwe raad krijgen is het toch goed om dit nog eens goed te overdenken. In (veelal kleinere) gemeenten gaat het meestal om 'burgerleden’ die in (traditionele) commissies zitten.
Vraag is of het slim is om voor te schrijven dat die op de kieslijst moeten staan: een deskundig iemand die tussentijds in de gemeente komt wonen, is dan uitgesloten..

Er kan bijvoorbeeld geregeld worden dat de (fungerend) voorzitter een voordracht van de fractie kon honoreren. Uiteraard moet wel in de verordening geregeld zijn hoeveel van die ‘burgers’: mogen aanschuiven (afhankelijk bijv. fractiegrootte of vast aantal?)
Ook opletten hoe met die ‘burgerleden’ moet worden omgegaan als de fractie uiteen valt, want dat is meestal niet geregeld. Zoals raadsleden kunnen veranderen van partij kan dat ook bij de ‘burgers’! 

Is de datum-tijd klok bepalend voor wanneer een raadsbesluit is genomen? 

Normaal staat onderaan een raadsbesluit, misschien wel in elke gemeente, 'Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente ... van (datum) '.
Hoe zit dat als een raadsvergadering - bijvoorbeeld op 27 juni 2013 om 19.30 uur start en (twee situaties):
a. na 24.00 uur nog voortduurt en pas om 00.15 uur een besluit wordt genomen?
Dient dan het besluit te worden gedateerd op 28 juni 2013?
b. op 27 juni 2013 om 23.00 uur wordt geschorst, terwijl op dat moment van een agendapunt wel de beraadslagingen hebben plaatsgevonden maar de gemeenteraad om moverende redenen, wetende dat de raadsvergadering om 23.00 uur wordt geschorst tot - in casu - één week later, 4 juli 2013, opnieuw 19.30 uur om pas dan een besluit te nemen over dat agendapunt?
Het antwoord is in die zin met name van belang omdat een besluit zou hebben moeten vallen vóór 1 juli 2013.
Kortom, is de datum/tijd van het moment waarop het raadsbesluit wordt genomen van belang, ongeacht of er sprake is van een geschorste raadsvergadering die een week later wordt voortgezet?
 
Antwoord: 
De datum van een raadsbesluit is altijd de datum van de uitgeschreven raadsvergadering, ook als deze na middernacht wordt voortgezet of na een schorsing van enkele dagen, weken, maanden. Een raadsvergadering kan bv. op 29 juni worden geschorst en op 16 september worden voortgezet. Het besluit is dan toch van 29 juni.

Met het doorschuiven van een besluit naar een geheel andere datum na een schorsing van een week wordt wel de uiterste rek van die regel getest. Het is verstandig om geen onduidelijkheid te laten bestaan en het nemen van een besluit waarvan het cruciaal is dat het tijdig wordt genomen naar voren te halen of in elk geval voor de schorsing te nemen.

De griffier moet daarom altijd goed opletten.
Voorbeeld: vestiging voorkeursrecht gemeenten. Als dat geagendeerd is voor het zomerreces en eerst wordt voortgezet daarna en de datum van de eerste vergadering wordt aangehouden, dan kan de bezwaartermijn verlopen zijn. Nog afgezien van het gegeven dat het effect van de vestiging dan verloren kan gaan. En zo zijn er nog wat voorbeelden te geven. Advies: rekening mee houden bij vaststelling concept agenda en bij onverhoedse verdaging in dergelijke gevallen, hoe ongemakkelijk veelal ook, een inventarisatie houden t.a.v. al dan niet fatale data.

Aanvullingen op bovenstaand antwoord:
(geactualiseerd op 24 september2013)

Er is een verschil tussen datum raadsvergadering en vergaderdatum. Als de raad op 17 juni vergadert en vervolgens schorst en verdaagt tot 20 juni, is dat weliswaar een andere vergaderdatum, maar geen nieuwe datum raadsvergadering. Voor de raadsbesluiten is de datum van de raadsvergadering bepalend en niet de datum van het feitelijk bijeen komen.
Dit vloeit voort uit de artikelen 17 en 19 van de Gemeentewet. De raad besluit wanneer hij vergadert. De burgemeester roept op en maakt datum, tijdstip en stukken bekend. Uit de term schorsen of verdagen volgt al dat de oorspronkelijke datum 17 juni de vergaderdatum is.
Ware dit niet zo, dan zou een andere terminologie worden gebruikt en de vergadering van 17 juni op 17 juni worden gesloten en zou er voor 20 juni een nieuwe vergadering worden uitgeschreven, bekend gemaakt en op 20 juni geopend.

NB een termijn van bezwaar/beroep gaat ook pas lopen als het besluit kenbaar is gemaakt (en dat kan in de casus niet eerder zijn dan na 20 juni).
Dan is het probleem van ongewenste inperking van de bezwaar/beroepstermijn ook opgelost.

Bij aanvang van de voortzetting van de raadsvergadering hoeft er geen nieuwe presentielijst getekend te worden. Voor het vergaderquorum als bedoeld in art. 20 Gw geldt de presentielijst van het eerste deel van de vergadering. Voor het stemquorum (art. 29 Gw) en besluitquorum (art. 30 Gw) geldt de feitelijke aanwezigheid, dus ongeacht het al dan niet aanwezig of afwezig zijn in het eerste deel van de vergadering. Wel is het verstandig de presentielijst alsnog te laten tekenen door de raadsleden die deel 1 niet hebben bijgewoond en deel 2 wel aanwezig zijn (met daarbij de aantekening wanneer ze wel en niet aanwezig waren), om onduidelijkheid  over het stemgedrag te voorkomen. Art. 29 lid 2 is niet van toepassing is op een voortgezette vergadering. 

Naamswijziging van een eenmansfractie 

In september vorig jaar heeft een raadslid zich afgescheiden en is onder haar eigen naamlijst verder gegaan. Nu heeft het raadslid zich voor de komende verkiezingen bij een andere (al geregistreerde) lijst aangesloten. De partij is wel actief in de provincie maar nog niet in de betreffende gemeenteraad. Het raadslid wil nu al de naam van de fractie wijzigen. Kan dit? Het reglement van orde zegt hier niets over.

Antwoord: Dat mag. Een raadslid dat zich afsplitst kan ofwel als zelfstandige fractie verder gaan (en dan een eigen naam verzinnen) ofwel zich aansluiten bij een andere partij. Als dat een partij is die nu niet in de raad is vertegenwoordigd is het raadzaam om het raadslid te laten aantonen dat er een overeenstemming bestaat tussen de partij en het raadslid dat hij nu namens die partij in de raad zit. Het is immers niet toegestaan om een naam te voeren die verwarring met een bestaande partij kan oproepen. Men mag dus niet een naam hanteren waar men niet aan verbonden is. Dan zou je bijvoorbeeld twee verschillende PvdA' s krijgen en dat mag niet. 

Aanvullend

De toelichting bij het VNG model Reglement van Orde legt de link met toetsing van de naam aan de afwijzingsgronden uit artikel G3 uit de Kieswet.

Uit toelichting:

In de praktijk levert een nieuwe naamvoering van een fractie soms problemen op, bijvoorbeeld doordat een naam wordt gekozen die sterk lijkt op de naam van een al bestaande fractie. Bij de wijziging van het reglement in 2010 is daarom bepaald dat de naam getoetst dient te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3 van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde. Indien de nieuwe fractie wil meedoen aan de eerstvolgende raadsverkiezingen zal dit ook gebeuren. Bij registratie als politieke groepering wordt getoetst aan hoofdstuk G van de Kieswet, waarin staat aangegeven in welke gevallen deze registratie geweigerd wordt.

Artikel 8. Fractie

• 1. De leden van de raad die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

• 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

• 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

• 4. Indien één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of indien één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.

• 5. De nieuwe naam van de fractie wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad.

Bijlage
Rapport Peter Boswijk -  Registratie van de Aanduidingen van Politieke Groeperingen

Vanaf welke vergadering kan een nieuwe fractie als zodanig optreden?

In onze raad heeft een raadslid schriftelijk aan de voorzitter van de raad gemeld dat hij als zelfstandige fractie gaat optreden.
Nu bepaalt artikel 8.3 lid b van ons Reglement van Orde dat hier met ingang van de eerstvolgende vergadering van de Raad rekening mee gehouden moet worden. Vallen de commissievergaderingen ter voorbereiding van deze vergadering hier ook onder of moet de bepaling zo uitgelegd worden dat het echt het moment van de vergadering zelf betreft waarop de nieuwe fractie als zodanig kan optreden?

Antwoord: Het RvO is duidelijk; met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering betekent niet eerder en niet later dan de eerstvolgende raadsvergadering.

Andere reglementen zoals voor de commissievergaderingen geven als regel aan dat de raad veelal iets bepaalt over de samenstelling van de commissies. Het kan dus zijn dat de raad ook daar nog een beslissing over moet nemen om vervolgens vertegenwoordigd te kunnen zijn in een commissievergadering.

Het lijkt erop alsof deze gemeente de modelbepaling van de VNG hanteert. Dat betekent dat voor splitsing van een fractie schriftelijk mededeling wordt gedaan aan de voorzitter en de nieuwe naam vervolgens met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na de mededeling mag worden gebruikt.
Een goede en heldere regeling. Opgepast moet worden dat de raad onderdeel wordt van een interne discussie in een fractie (bijvoorbeeld over wie nu recht heeft op de oorspronkelijke naam van de fractie).
Meestal is bepaald dat de raad commissieleden benoemt. Voor het goede functioneren van de raad zou het netjes zijn als de raad daar ook rekening mee houdt en de raad hierover ook z.s.m. besluiten neemt. 

Lidmaatschap presidium na afscheiding raadslid van fractie  

Kan op basis van het RvO een lid van een eenpersoonsfractie de toegang tot het presidium worden ontzegd (nadat hij zich heeft afgescheiden van de fractie)?

Antwoord:
Ja, indien dit vooraf in het RvO is geregeld.
NB een dergelijke regeling kan op gespannen voet staan met artikel 82 lid 3 Gemeentewet waarin staat dat de raad moet zorgen voor een evenredige vertegenwoordiging in raadscommissies. Deze bepaling is bedoeld om raadsminderheden een plek te geven in commissies. Nu is het presidium geen commissie conform de Gemeentewet, maar de agendacommissie zou dit wel kunnen zijn de werkgeverscommissie ook. 

Kan een opvolger in dezelfde vergadering de plaats innemen van het vertrekkend raadslid? 

Een raadslid vertrekt uit de raad. Haar fractie wil dat in diezelfde vergadering haar opvolger al plaats kan nemen in de raad. De wens is: aan het begin van de vergadering zit het vertrekkende raadslid nog op haar plek aan de raadstafel; er wordt afscheid genomen; ze staat op en vertrekt en het nieuwe raadslid neemt haar plaats in (uiteraard na toelating en belofte). Kan dit zo? Wat is hiervoor precies de procedure?

Antwoord: Ja, dat kan. De Kieswet (artikel X 6) bepaalt dat een raadslid die ontslag heeft gevraagd het lidmaatschap behoudt totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van zijn opvolger onherroepelijk is geworden. Het raadslid blijft dus in functie totdat onherroepelijk is beslist omtrent de toelating van zijn opvolger. Het is dus mogelijk om afscheid te nemen van het zittende raadslid tijdens de raadsvergadering. Vervolgens wordt overgegaan tot het laten onderzoeken van de geloofsbrieven door een commissie uit de gemeenteraad. Daarvoor kan dan de raadvergadering geschorst worden.  (De commissie voor de geloofsbrieven kan ook voor de vergadering de geloofsbrieven controleren zodat in de vergadering direct daarvan verslag kan worden gedaan en geen tijd verloren gaat met een schorsing hiervoor).

De commissie brengt vervolgens schriftelijk verslag uit van haar bevindingen en doet daarbij een voorstel tot het nemen van een besluit.  De raad beslist over de toelating. Na de toelating kan het nieuwe raadslid in dezelfde vergadering de belofte of eed afleggen (art. 14 Gemeentewet) op basis waarvan het raadslid zijn functie kan gaan uitoefenen1 .

Een lid van de gemeenteraad dat zijn ontslag heeft ingediend behoudt zijn lidmaatschap van de raad, totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van zijn opvolger onherroepelijk is geworden.  Dat geldt ook, als het raadslid met ingang van een bepaalde datum ontslag heeft genomen. Concreet betekent dit dus dat het vertrekkend raadslid meebeslist over de toelating van zijn/haar opvolger. Dit kan dus allemaal in dezelfde vergadering.

Vertrek en opvolging raadslid verspreid over meerdere dagen.
Een andere mogelijkheid is om aan het eind van een vergadering afscheid te nemen en de volgende vergadering het nieuwe raadslid aan het begin van de vergadering te installeren.
Ook kan de raadsvergadering waarin een raadslid afscheid neemt gespreid worden over 2 dagen. Op de ene dag neemt het zittende raadslid afscheid en op de volgende dag wordt het nieuwe raadslid geïnstalleerd. Dit geeft bovendien meer tijd aan de commissie die de geloofsbrieven onderzoekt. Op de volgende dag wordt gestart met het verslag van de commissie en direct installatie nieuw lid. 

Tot welk moment kan een motie worden ingetrokken? 

In de raad werd een (in 2e termijn) ingediende motie ingetrokken, toen tijdens de stemverklaringen bleek dat een aanpassing van de motie er toe zou leiden dat die zou worden aangenomen.

Als griffier adviseerde ik de fractie de motie in te trekken en hem de volgende vergadering opnieuw (vreemd aan de orde van de dag) in te dienen. Zowel vanuit de raad als vanuit de voorzitter kreeg ik de opmerking dat het niet is toegestaan een motie tijdens de besluitvorming in te trekken. Betrokkenen zijn van mening dat stemverklaringen onderdeel zijn van de besluitvorming. Mijn kijk op die zaak is, dat besluitvorming de daadwerkelijke stemming betreft.

In het model van de VNG voor wat betreft de bepaling over stemverklaringen staat:
“Artikel 26. Stemverklaring Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren. Die bepaling onderscheidt duidelijk de verschillende fases. De beraadslaging is een fase, dan krijgt je de mogelijkheid tot het afleggen van een stemverklaring en vervolgens start de volgende stap, de besluitvorming. Dus uw visie is correct. Al kan ik me voorstellen dat in de praktijk de voorzitter vrij naadloos overschakelt van de ene na de andere fase. Maar dat zou dan een aandachtspunt voor de voorzitter zijn om de fases/stappen duidelijk te onderscheiden (iets van ik stel nu voor om over te gaan tot de besluitvorming, zodat een raadslid snel kan aangeven dat dat te snel gaat en dat hij nog het woord wil).”

Een collega-griffier zegt daarover: naar mijn overtuiging is de stemverklaring onderdeel van de besluitvorming. Ik deel dus de opvatting van de VNG niet.
Stadhuispraktijk: Nadat in twee instanties het woord is gevoerd, vraagt de voorzitter aan de indieners of de motie of amendement wordt ingetrokken of wordt gehandhaafd. Daarna begint de besluitvorming met eventuele stemverklaring en is intrekking niet meer aan de orde.
Als het al mogelijk zou zijn dan zou je dat kunnen toestaan na het afleggen van alle stemverklaringen. Kortom, een verdeeld deskundig advies? Maar hoe zit het nu echt? Tot welk moment kan een motie worden ingetrokken?
 
Antwoord: 
Gebruikelijk is dat een motie kan worden ingetrokken tot de beraadslagingen zijn afgelopen en de besluitvorming begint. Een enkele gemeente heeft in het reglement van orde staan dat het kan tot de besluitvorming is afgelopen.
(NB: het betreft hier stemverklaringen over de motie en niet het aan de orde zijnde raadsvoorstel).

Meest voor de hand liggend is dat een motie kan worden ingetrokken tot de besluitvorming begint.
De volgorde is dan eerst afronden beraadslaging. Daarna begint de besluitvorming,  die omvat het eventueel afleggen van stemverklaringen. Er komt dan een stemming als daarom wordt verzocht, of als geen stemming wordt verlangd constateert de voorzitter dat de motie zonder hoofdelijke stemming is aangenomen, waarbij door fracties aantekening kan worden gevraagd dat zij geacht worden te hebben tegengestemd. In deze opzet is er eerst de gelegenheid om de motie nog in te trekken en volgen daarna pas de eventuele stemverklaringen.

Voorbeeld uit de vergaderpraktijk van gemeente X
"Nadat in een of twee instanties het woord is gevoerd en het college zijn reactie heeft gegeven over de motie stelt de voorzitter aan de orde of de indieners de motie intrekken of handhaven. Vaak is dit overigens tijdens de beraadslagingen wel duidelijk geworden en soms is de motie naar aanleiding daarvan aangepast. Daarna wordt gevraagd of er stemverklaringen zijn. Dat is het moment van de start van het besluitvormingsproces. Op dat moment is volstrekte duidelijkheid over de motie. Ik vind het vreemd als pas bij de stemverklaringen duidelijk wordt hoe fracties ten opzichte van de motie staan. Dat had toch in de beraadslagingen duidelijk moeten worden. Ik heb ook nog nooit meegemaakt dat bij de stemverklaringen moties worden ingetrokken."

Voorbeeld uit de vergaderpraktijk van gemeente Y
Het reglement van orde van gemeente Y bepaalt dat een motie kan worden ingetrokken tot de besluitvorming heeft plaatsgevonden.
"Volgens mij biedt het artikel in het RvO over moties uitkomst. Dat artikel bepaalt in lid 5 dat de indiener een motie kan intrekken totdat de besluitvorming door de raad (over de motie) HEEFT PLAATSGEVONDEN. Een vergelijkbare bepaling is er overigens ook voor amendementen. Dus ongeacht of het uitbrengen van stemverklaringen nu wel of niet al is geschied, de motie kon nog worden ingetrokken, omdat de besluitvorming daarover nog niet had plaatsgevonden." 

Meestemmen kandidaten

Mag een raadslid meestemmen over zijn eigen voordracht? In dit geval zijn er vanuit twee fracties mensen voorgedragen voor één functie als lid van een Algemeen Bestuur. Mijns inziens mogen zij niet meestemmen op grond van art. 28 lid 1 en lid 3 Gemeentewet. Hoe verhoudt deze vraag zich tot het advies over een raadslid die mag meestemmen over zijn eigen benoeming als wethouder? Volgens mij moet op grond van hetzelfde art. 28 dat raadslid zich namelijk wel van stemming onthouden.

Antwoord: Het verschil zit hem in de terminologie. Is er sprake van een aanbeveling, dan kunnen er meerdere kandidaten zijn en is er geen sprake van een persoonlijk belang in de zin van artikel 28 Gw. Is er sprake van een voordracht dan is er maar één kandidaat of één groep kandidaten en dan mag die persoon niet meestemmen als hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt (artikel 28, lid 3 Gw).. Een raadslid dat wethouder wil worden mag dus in de eerste ronde over zichzelf meestemmen, omdat er sprake is van een vrije stemming en er andere namen op het stembriefje kunnen worden ingevuld.

Uit- en toetreding tot raad

Een raadslid heeft besloten om per 1 juli uit de raad te treden. Wat zijn precies de regels en procedures bij het uittreden uit de raad en het toetreden van een nieuw lid tot de raad?

Antwoord: Beëindiging van het raadslidmaatschap is geregeld in de Kieswet.
Een lid van een vertegenwoordigend orgaan kan te allen tijde zijn ontslag nemen. Ontslagneming met terugwerkende kracht is niet mogelijk. Hij bericht dit schriftelijk aan de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan. Deze geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau. Op een ingediend ontslag kan niet worden teruggekomen (artikel X 2 Kieswet).
Leden van provinciale staten en van de gemeenteraad die hun ontslag hebben ingediend behouden, ook indien zij ontslag hebben genomen met ingang van een bepaald tijdstip, hun lidmaatschap, totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van hun opvolgers onherroepelijk is geworden of totdat het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. (Artikel X 6 Kieswet)
Ook de benoemingsprocedure van een nieuw raadslid  is geregeld in de Kieswet.  Indien er een vacature in de raad ontstaat moet de eerstvolgende persoon van de betreffende fractie op volgorde van de kandidatenlijst worden aangeschreven. Deze kandidaat moet dan allerhande formaliteiten vervullen. Deze komen overeen met de formaliteiten na de verkiezingen. De geloofsbrieven worden dan samengesteld (kennisgeving en aanvaarding benoeming, verklaring openbare betrekkingen en uittreksel uit bevolkingsregister). In de raadsvergadering dienen dan de geloofsbrieven van de kandidaat te worden onderzocht en akkoord bevonden. Vervolgens wordt beslist tot toelating van de persoon als lid van de raad en wordt het toegelaten raadslid beëdigd..

Mag een raadslid zijn/haar eigen partij starten drie maanden vóór de gemeenteraadsverkiezingen?

Een raadslid heeft zich vanaf 2008 afgescheiden van een partij. Hij is verder gegaan onder zijn eigen naam. Nu wil hij, drie maanden voor de verkiezingen met zijn nieuwe partijnaam (inmiddels ingeschreven bij notaris) verder. Mag dat?

Antwoord: Wettelijk is ter zake niets geregeld. De Gemeentewet kent de term 'fractie' niet. De fractie is gekozen via een gezamenlijke lijst (conform de Kieswet). Op basis van die naamsaanduiding zijn de leden in de raad gekozen. In de meeste gevallen zal in het Reglement van orde een regeling zijn getroffen hoe om te gaan met de aanduiding van een afgesplitste groepering. Gebruikelijk is dat het raadslid dat is afgesplitst via de voorzitter aan de raad meedeelt hoe hij/zij in het vervolg wenst te worden aangeduid.

Formeel heeft de raad hier geen zeggenschap over. In deze opvatting is het een interne aangelegenheid van betrokkene(n). In sommige raden - en trouwens ook bij de Tweede Kamer - bestaat het gebruik dat iemand die zich afsplitst in het vervolg wordt aangeduid met 'groep ....(eigennaam)'.

Men kan zich ten slotte de vraag stellen of het richting de burger helemaal zuiver is om - staande een raadsperiode - een aanduiding te kiezen van een partij die tijdens de vorige verkiezingen niet bestond, maar wel aan de aanstaande . verkiezingen gaat deelnemen. Dit is evenwel meer een vraag van moreel-ethische aard.

Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden gekozen en benoemd. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Maar de fractie kan ook besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. In principe heeft de raad ook geen zeggenschap over de naamvoering van een fractie.

Echter, de raad kan wel in het reglement van orde regelen dat de fractienaam niet in strijd mag zijn met de openbare orde en goede zeden. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie (conform het bepaalde in het reglement van orde).

Raadsstukken alleen digitaal ter inzage

De gemeenteraad vergadert papierloos. Alle stukken die betrekking hebben op de agenda staan op de website. Bestaat er een wettelijke verplichting om alle stukken daarnaast op papier ter inzage te hebben of kan worden volstaan met een verwijzing naar de website?

Antwoord: Een verwijzing naar de website is niet voldoende, er moet ook gelegenheid geboden worden (gratis internetverbinding in het gemeentehuis en ondersteuning voor mensen die niet met de computer kunnen omgaan) om de stukken in te zien.

Toelichting:

In de Gemeentewet is geen antwoord te vinden op deze vraag. Gemeentewet, artikel 19 bepaalt:
1. De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.
2. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Uit jurisprudentie van de Hoge Raad over (elektronische) bekendmakingen blijkt dat het bij  bekendmakingen voldoende is als een mededeling in een plaatselijk dag-, nieuws- of huis-aan-huis blad wordt geplaatst en daarbij het betreffende besluit kosteloos voor een ieder ter inzage ligt in het gemeentehuis.

De VNG vindt het bij publicatie van besluiten op een elektronische wijze niet voldoende als besluiten alleen te raadplegen zijn in het CVDR zonder dat deze nog aanvullend ter inzage liggen. Als er echter een gratis internetvoorziening is in het gemeentehuis waar alle stukken digitaal ingezien kunnen worden, is het wel voldoende. De VNG geeft daarbij wel aan dat er hulp voor mensen moet zijn die niet met de computer kunnen omgaan.

In de omslag naar papierloos vergaderen lijkt een verwijzing naar de website te kort door de bocht.  Is er in het gemeentehuis een pc te gebruiken eventueel in combinatie met een korte toelichting/ instructie, dan zijn de papieren versie en de digitale identiek. NB het blijft dan wel gaan om de stukken die openbaar zijn gemaakt, en dat is niet altijd het gehele dossier.

Wat is het verschil tussen een reglement en een verordening?

Voor de raad is er een reglement van orde, voor de commissie een verordening. Soms samengevoegd in een organisatieverordening. Wat is nu het verschil tussen een reglement en een verordening: waarom is er een model-reglement voor de raad en een modelverordening voor de commissie? En wat moet het worden als je het samenvoegt?

Antwoord: Gemeentelijke verordeningen kunnen afkomstig zijn van zowel de raad als het college of de burgemeester. Raadsverordeningen zijn evenwel - op grond van art. 127 Grondwet juncto art. 147 Gemeentewet - regel.
Deze verordeningen kunnen, zoals Elzinga schrijft in zijn Handboek Nederlands Gemeenterecht, algemeen verbindende voorschriften bevatten (zoals bepalingen door straffen te handhaven of subsidievoorschriften), maar ook interne regelingen (zoals organisatieverordeningen).
Het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad is dus feitelijk te beschouwen als een verordening. Dat komt ook tot uitdrukking in de wijze, waarop sommige raden het reglement betitelen: "Verordening inhoudende het reglement van orde voor vergaderingen van de raad... enz".
De verwarring is waarschijnlijk te wijten aan de formulering van art. 16 Gemeentewet, waarin de wetgever spreekt van een door de raad vast te stellen 'reglement' voor vergaderingen van de raad.

Hoe wordt bepaald wie het langstzittend raadslid is?

In artikel 77 staat geschreven dat bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester het voorzitterschap van de raad wordt waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Mijn vraag is op welke wijze de duiding “langstzittende lid” uitgelegd dient te worden. Gaat het dan om een aaneensluitende periode of worden alle zittingsperioden bij elkaar opgeteld?

Antwoord:  Het advies is om het langstzittende raadslid te bepalen door te kijken naar de periodes dat iemand raadslid is geweest en die bij elkaar op te tellen. Het hoeven geen aansluitende periodes te zijn. Dat sluit aan bij de formulering van de Gemeentewet.

Het is overigens niet verplicht het plaatsvervangend voorzitterschap te baseren op anciënniteit, gelet op de laatste zin van het eerste lid van artikel 77 Gemeentewet. De raad zou ook voor een ander raadslid kunnen kiezen op basis van andere criteria.

Kan  een raadslid ageren tegen opname en uitzending via beeld en geluid van zijn/haar persoon?

Veel gemeenten zenden raadsvergaderingen uit. Een collega griffier stelde daarom de volgende vraag: heeft een raadslid er recht op niet te worden opgenomen?

Antwoord: De vraag of een raadslid er recht op heeft niet te worden opgenomen, gaat eigenlijk om het niet uitgezonden worden. Dat heeft te maken met het portretrecht dat is geregeld in de Auteurswet.

De opname van een persoon die daartoe geen opdracht heeft gegeven, mag worden openbaar gemaakt tenzij die persoon bij zijn verzet daartegen een redelijk belang heeft. Een belang kan zijn privacy. Maar een politicus kan zich niet gemakkelijk beroepen op de privacy. Ook zal niet snel sprake zijn van het aangetast worden in iemands eer of het onredelijk schadelijk zijn voor het imago. Er is doorgaans ook geen sprake van een commercieel belang. Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting wegen zwaar.

Wanneer afleggen eed door vervangende wethouder?

Mijn vraag gaat over het benoemen van een wethouder in de plaats van een wethouder die met zwangerschaps- en bevalling verlof gaat. De betreffende nieuwe wethouder gaat starten op 13 januari. De zwangere wethouder wil haar vervanging graag zo snel mogelijk geregeld zien, dit gebeurt tijdens de raadsvergadering van 25 november. Ik was voornemens om te benoemen in de vergadering van 25/11 en de eed/verklaring en belofte te laten afleggen in de vergadering van 13 januari. De tijdelijke wethouder wilde namelijk de vaste niet voor de voeten lopen. Maar inmiddels hebben we geconstateerd dat het ook gemakkelijk is als hij zijn benoeming op 25 november aanvaard. Met andere woorden: daarvoor zal hij dus aanwezig zijn. Kunnen we de eed/verklaring en belofte ook al laten afleggen op 25 november? Of is dat raar dat hij die anderhalve maand voordat hij start aflegt?

Antwoord: De vraagbaak heeft begrepen dat de wethouder die met verlof gaat dat met ingang van 3 januari 2020 gaat doen. De tijdelijk vervanger kan echter i.v.m. afwezigheid niet eerder dan 13 januari 2020 starten. Wij adviseren ook pas dan de eed of belofte te laten afleggen. Immers, pas na aflegging van de eed/belofte is de wethouder ook daadwerkelijk in functie. Voor de periode tussen 3 en 13 januari wordt geadviseerd dat het college een onderlinge vervanging regelt.

Hoe kan het college een reeds aan de gemeenteraad voorgelegd raadsvoorstel intrekken?

Bij ons in de gemeente zijn er vragen over de juiste wijze waarop het college een reeds aan de gemeenteraad voorgelegd raadsvoorstel intrekt, voorafgaand aan de raadsvergadering (bijvoorbeeld omdat er een fout in staat, bij gewijzigde inzichten, actualiteiten o.i.d.). Verder de vraag of het uitmaakt of het raadsvoorstel wél of niet al op een gepubliceerde raadsagenda is verschenen?

Antwoord: Uitgangspunt is dat de raad beslist over zijn eigen agenda (de raad heeft het agenderingsrecht). Daarom is het wel relevant of een collegevoorstel al dan niet op een gepubliceerde raadsagenda staat. Staat het voorstel gemeld op een gepubliceerde voorlopige agenda van een raadsvergadering, dan kan intrekking enkel met toestemming van de raad (bij vaststelling van de agenda). Zo staat het ook geregeld in de modelverordening van de VNG. Is het voorgaande niet het geval, dan is er meer ruimte voor het college om een reeds aan de raad aangeboden voorstel in te trekken, met gelijktijdige aanbieding van een gewijzigd voorstel. Wel is het aan te bevelen dat hierover actief door het college wordt gecommuniceerd met de agendacommissie. Dit hangt ook af van de plaatselijke bestuurscultuur (verhouding raad/college) in hoeverre deze ruimte er is.  

Uit de modelverordening:

Artikel X Collegevoorstel

  1. Een voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.
  2. Als de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college dient te worden gezonden, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

 

    Hoe omgaan met aangenomen amendementen die tegenstrijdig zijn?

    In een raadsvergadering worden 3 amendementen ingediend. Amendement 1 en amendement 2 kunnen worden gecombineerd. Amendement 3 is een aanpassing van amendement 2. De amendementen gaan over wijzigingen van inschrijfvoorwaarden voor pacht in een beleidsdocument dat ter besluitvorming voorligt.

    Amendement 1 gaat over het opnemen van een “ingezetenecriterium”.

    Amendement 2 gaat over het opnemen van een “afstandscriterium van 7 kilometer”.

    Amendement 3 gaat over het opnemen van “geen ingezetenecriterium” en een “afstandscriterium van 5 kilometer”.

    Over alle drie amendementen wordt gestemd. De uitslag hiervan is dat alle drie amendementen met een meerderheid van stemmen worden aangenomen. Over het voorstel is niet meer gestemd, omdat onduidelijk is wat nu het genomen besluit over de amendementen is.

    Als drie amendementen worden aangenomen, gelden deze dan alle drie naast elkaar?

    Als de inhoud van alle drie aangenomen amendementen niet in overeenstemming met elkaar is, worden de eerste twee aangenomen amendementen dan “overruled” door het laatste aangenomen amendement? Met andere woorden: geldt in dit geval een bepaalde rangorde in de aangenomen amendementen?

    Achtergrondinformatie

    In artikel 18 van het Reglement van orde gemeenteraad staat het volgende over volgorde stemming over amendementen en moties:

    1. Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, wordt eerst over die amendementen gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.
    2. Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.
    3. Als meerdere amendementen of subamendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.
    4. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

    Antwoord: Bij stemming over amendementen moet de mate van verstrekkendheid bepalend zijn voor de volgorde waarin wordt gestemd.

    Wordt een amendement aangenomen dat verstrekkender is dan een ander amendement dat minder verstrekkend is, dan kan stemming over dat minder verstrekkende amendement achterwege blijven.

    Nu dit in dit geval niet is gebeurd zijn drie amendementen aangenomen die elkaar qua besluitvorming uitsluiten. Nu nog niet over het raadsvoorstel is gestemd, is het advies in de volgende vergadering de beraadslaging te heropenen en de hele besluitvorming opnieuw te doen. Dan kunnen alle drie de amendementen opnieuw in stemming gebracht worden (in volgorde van verstrekkendheid). Na het eerste aangenomen amendement kan de voorzitter de vraag stellen of de andere 2 amendementen nog in stemming moeten worden gebracht of dat zij moeten worden ingetrokken.

    Aan te bevelen is vooraf deze werkwijze goed af te stemmen met de indieners/agendacommissie/fractievoorzitters.

    Een andere optie is de indieners van de amendementen in overweging te geven 1 gezamenlijk amendement op te stellen (zodat er geen volgorde van stemming op meer/minder verstrekkendheid hoeft te worden aangehouden). Wordt/kan niet tot een gezamenlijk amendement gekomen dan is het opsplitsen van amendement 3 ook nog een optie, zodat de onderdelen afstand en ingezetenencriterium in volgorde van verstrekkendheid behandeld kan worden.

    Dictum raadsbesluit: is ‘strekt ter vervanging’ van toepassing?

    In de laatste raad zijn er twee amendementen aangenomen die feitelijk het voorgestelde besluit geheel vervangen. In de vastlegging van deze besluiten kan ik gewoon de beslispunten uit het amendement opnemen in het besluit en dit tekenen zoals gebruikelijk? Of moet dit iets ‘strek-ter-vervangerigs’ zijn? In het verleden werd dit hier wel eens zo afgedaan namelijk.

    Antwoord: Als er op een raadsvoorstel amendementen worden ingediend en aangenomen, worden deze amendementen in het dictum van het raadsbesluit verwerkt. Dit raadsbesluit wordt vervolgens ondertekend door de raadsvoorzitter en de griffier. Dat is ook het geval als feitelijk het hele dictum wordt gewijzigd. Strekt ter vervanging is dus niet nodig.

    Kan een ingediend initiatiefvoorstel door de indieners nog gewijzigd worden?

    Op 3 maart staat de behandeling van een initiatiefvoorstel geagendeerd. Dit voorstel is reeds ingediend en gepubliceerd. Kan dit voorstel door de indieners voorafgaand aan 3 maart nog gewijzigd worden indien zij dit wenselijk achten?

    Antwoord: Dat kan mits de eventuele nadere bepalingen van het RvO worden gevolgd. Daarnaast moet het college in de gelegenheid zijn gesteld om wensen en bedenkingen uit te brengen ten aanzien van het (gewijzigde) initiatiefvoorstel. Mocht het RvO geen soelaas bieden, dan rest niets anders dan het indienen van een amendement voor het raadsbesluit.

    Hoe om te gaan met langslepende ruimtelijke casus?

    Wij zitten hier met een langslepende ruimtelijke casus. College en raad verschillen van begin af aan redelijk fundamenteel over hoe met deze casus om te gaan. Er is recentelijk een tussenuitspraak gedaan door de RvS die de raad verplicht om voor begin april een nieuw besluit te nemen. Ten aanzien hiervan heeft het college een nadrukkelijke voorkeur voor toestaan van de door de initiatiefnemer gewenste ruimtelijke ontwikkeling. De meerderheid van de raad hebben een voorkeur om hierbij een voorwaardelijke verplichting op te nemen ten aanzien van het plaatsen van een luchtwasser op de bestaande stal (een betrokken extern adviseur noemde deze voorwaardelijke verplichting niet juridisch onmogelijk, maar vroeg zich wel of af of de RvS dit als houdbaar beoordeelt).

    Ten aanzien van de manier waarop tot dit raadsbesluit wordt gekomen voor begin april, was er een drietal scenario’s aan de orde:

    1. Het college komt o.b.v. de tussenuitspraak met een eigen voorstel. Dit voorstel wordt dan waarschijnlijk geamendeerd door de 3 fracties die voor het opnemen van de voorwaardelijke verplichting zijn.
    2. Het college komt met een voorstel dat recht doet aan de uitgesproken voorkeur van de raad en neemt haar eigen bedenkingen bij dit voorstel als kanttekening op. Hier voelt het college gelet op haar eigen voorkeur weinig voor.
    3. De drie partijen die een voorkeur hebben voor het opnemen van een voorwaardelijke verplichting, komen met een initiatiefvoorstel, gelet op de tussenuitspraak RvS.

    Omdat de raad zich op dit dossier een stevige positie heeft toegeëigend, is in het Presidium uitgesproken dat de raad zelf met een voorstel gaat komen dat begin maart in de raad aan de orde gaat zijn. Ik realiseer me dat het niet de meest koninklijke weg is (volgens mij zou dat scenario 1 geweest zijn). Wat ik graag bij jullie toets is of de enige vorm waarin dit – gelet op de context – kan inderdaad een initiatiefvoorstel van de meerderheid van de raad (drie van de vijf fracties) is? Of zie ik iets over het hoofd?

    Antwoord:

    Het advies van de vraagbaak is:

    • Er wordt van uitgegaan dat de raad het bevoegde bestuursorgaan is; zo niet, dan is een initiatiefvoorstel niet aan de orde en blijft een motie of amendement op het door het college gedane voorstel de enige optie.
    • Een initiatiefvoorstel kan vanuit één of meer raadsleden plaatsvinden.
    • Dat de raad in deze situatie een initiatiefvoorstel opstelt, is in deze procedure ongebruikelijk, de vraag is of dat zich verdraagt met artikel 160, eerste lid onder b Gemeentewet.
    • Als men zich kan verenigen met de keuze voor een initiatiefvoorstel, dan dient rekening te worden gehouden met de wensen en bedenkingen die het college kunnen geven conform artikel 147a vierde lid Gemeentewet.
    • Het initiatiefvoorstel moet juridisch juist zijn geformuleerd, ambtelijke bijstand vanuit het college lijkt een verstandige optie.
    • De gewenste optie 3 is juridisch niet onmogelijk, maar optie 1 is naar het oordeel van de vraagbaak de juiste optie.

     

      Besluitvorming vaststelling bestemmingsplan

      Wat zijn de juridische consequenties als de raad in afwijking van het collegevoorstel besluit?
      Antwoord:

      Als het college niet bereid is de motivering van een afwijkend besluit voor de raad voor te bereiden kan er worden gekozen voor het indienen van een amendement.
      Tegen het raadsbesluit staat beroep open.
      Naast de reguliere eisen waaraan een besluit moet voldoen (o.a. termijnen bij planologische besluiten) zal er extra aandacht worden gelegd op de motivering van het besluit. Mogelijk vloeit schadeplichtigheid van de gemeente voort in geval er sprake is van gewekte verwachtingen. Aanbeveling om als raad bij planologische procedures te investeren in het voortraject (in plaats van ‘te tekenen bij het kruisje’.

      Artikel Olaf Schuwer:  https://www.gemeente.nu/raadsledennieuws/vaststellen-bestemmingsplan-waarom-tekent-de-raad-niet-bij-het-kruisje/).   

      Wie ondertekent het raadsvoorstel inzake beschikbaarstelling budget Rekenkamercommissie?

      De Rekenkamercommissie heeft de raad verzocht extra budget ter beschikking te stellen. Ik heb daarvoor een raadsvoorstel voorbereid. Ook zoals het gebruikelijk is. Nu is de vraag: wie tekent dat voorstel. Als griffier dien ik geen voorstellen in, maar de voorzitter van de raad wil het stuk niet ondertekenen. Op dit moment functioneert de plaatsvervangend voorzitter als voorzitter, omdat de burgemeester is vertrokken naar een andere functie en de waarnemer begint pas maandag.

      Wie kunnen nog meer het raadsvoorstel ondertekenen?

      In de FAQ kwam ik alleen maar tegen dat de griffier dat niet doet, die tekent alleen mee. Normaliter heb ik een aantal raadsleden die erg op de letter zijn van de wet. Maar op dit punt dan ineens weer niet, vind ik wel lastig.

      Antwoord: De vraagbaak stelt dat de agendacommissie of fractievoorzittersoverleg het voorstel kan ondertekenen en in de raadsvergadering kan inbrengen, aangezien dat een commissie is als bedoeld in art 84 Gemeentewet. Mocht dat nog op weerstand stuiten dan kan gekozen worden voor inbreng in de raad door een raadslid in de vorm van een initiatiefvoorstel zoals bedoeld in art 147a Gemeentewet.

      Mag een (plv.) griffier raadsbesluiten ondertekenen, ook al is hij/zij niet bij de vergadering aanwezig geweest?

      Antwoord:
      Ja. De betekenis van de ondertekening is te garanderen dat de inhoud van het betreffende stuk in overeenstemming is met hetgeen is besloten (en dus niet of het vermelde juist is!).

      Indien de plaatsvervangend griffier daarvan overtuigd is kan hij/zij zonder bezwaar tekenen.

      Heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad stemrecht?

      Heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad stemrecht?

      Antwoord: De plaatsvervangend voorzitter van de raad is een lid van de raad. Er is in de Gemeentewet geen regel die stelt dat een plaatsvervangend voorzitter van de raad geen stemrecht meer zou hebben. De conclusie is dus dat de plaatsvervangend voorzitter van de raad stemrecht heeft, sterker nog, moet meedoen aan een stemming (tenzij het een aangelegenheid betreft die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat).

      Welke fractie is de rechtmatige opvolger van een fractie na splitsing?

      Welk advies geven jullie om te bepalen welke fractie de rechtmatige opvolger is van een fractie na splitsing?

      Aanleiding: herziening Reglement van Orde n.a.v. situatie dat de raad meer (en kleinere) fracties heeft, en te kampen heeft met afsplitsingen.

      Situatieschets:

      Bij fractiesplitsingen kan discussie ontstaan welke fractie de rechtmatige opvolger is van de oorspronkelijke fractie, bijvoorbeeld doordat een fractie uit twee leden bestond die niet meer met elkaar door één deur kunnen en beiden zichzelf tot opvolger verklaren. Voor dit soort situaties zijn in onze RvO geen spelregels bepaald. Overwogen wordt om wel spelregels op te nemen.

      Als oplossingen zijn onder gepasseerd:

      • De raadsvoorzitter hakt de knoop door, gehoord de direct betrokken raadsleden en het Presidium. Dit verdient ons inziens niet de voorkeur, omdat het de voorzitter in een lastig parket kan brengen.
      • Alternatief (volgens mij in Den Haag toegepast) is om het oordeel te laten vellen door de partij (de politieke groepering die de kandidatenlijst bij het centraal stembureau heeft ingeleverd). Dit is ons inziens ook geen oplossing, omdat die groepering niet altijd meer georganiseerd is (de organisatie is opgeheven, de fractie die hieruit voortkwam bestaat nog). Bovendien: zonder last je werk doen als raadslid veronderstelt ook dat je onafhankelijk van je partij in de raad opereert.
      • In RvO’s van andere gemeenten – leert Google mij - komt deze zinssnede voor: “de gemeenteraadsfractie die naar het oordeel van de gemeenteraad als rechtsopvolger van de oorspronkelijke fractie wordt beschouwd”. In het model-RvO van de VNG staat deze volgens mij niet. Dit klinkt als redelijke oplossing, maar roept ook de vraag op: hoe komt de raad hier tot een oordeel?
      • Tot slot is overwogen om toch niets te regelen, en steeds naar bevind van zaken te handelen. Maar regeren is vooruitzien…

      Antwoord: De Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger.

      Een volksvertegenwoordiger heeft daardoor de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.

      Op grond van de bepalingen uit de Kieswet heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

      De raad kan een naam van een fractie weigeren. Dat kan op grond van de afwijzingsgronden uit artikel G3 van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde. Immers, indien de nieuwe fractie wil meedoen aan de eerstvolgende raadsverkiezingen zal dit ook gebeuren. Bij registratie als politieke groepering wordt getoetst aan hoofdstuk G van de Kieswet, waarin staat aangegeven in welke gevallen deze registratie geweigerd wordt.

      De vraagbaak acht het dus niet raadzaam om als raad t.a.v. de naamgeving van een afgesplitste fractie een verdergaande regeling te treffen dan het criterium G3 Kieswet (zoals opgenomen in de modelverordening).

      Verlenging aanhoudingsbesluit

      In december 2019 heeft de gemeenteraad een voorstel aangenomen, op basis waarvan ‘nieuwe vergunningsaanvragen voor windturbines met een tiphoogte van 150 meter of hoger [worden aangehouden] (…) totdat nieuw beleid geformuleerd is, voor een periode van maximaal 6 maanden’. 

      De verwachting is dat dit beleid nog niet bij de raad in procedure is gebracht, voordat de periode van 6 maanden is verstreken. In het presidium is dan ook de vraag gesteld of het mogelijk is dit aanhoudingsbesluit te verlengen. Ik heb daar een aantal vragen bij.

      Deze vragen luiden als volgt:

      1. Is het mogelijk om een nieuw aanhoudingsbesluit te nemen? 
      2. Wie moet het initiatief nemen voor dit voorstel en hoe ziet dit voorstel er uit? 
      3. Tot welk moment is verlenging mogelijk? 
      4. Wat zijn eventuele implicaties van het nemen van een nieuw aanhoudingsbesluit? 

      Antwoord: Het aanhoudingsbesluit kan verlengd worden door de raad bij initiatiefvoorstel. Dezelfde procedure en grondslag als de eerste aanhouding. Het besluit wel snel nemen. Neem een zo reëel mogelijke termijn met inachtneming van de huidige omstandigheden. Voor juridische en financiële gevolgen ambtelijke ondersteuning vragen bij het college.

      Kan de raad besluiten een aangekondigde motie niet te agenderen?

      Een paar dagen voor de raadsvergadering kondigt een raadslid aan een motie “vreemd aan de orde van de dag” te zullen indienen. De motie wordt ook keurig voorafgaand aan de vergadering aan de overige raadsleden toegezonden. Dan komt de raadsvergadering en helemaal aan het begin daarvan stelt de raad, als gebruikelijk, de agenda voor de vergadering vast. Kan de raad dan besluiten de aangekondigde motie niet te agenderen? Ja, want de raad bepaalt immers zelf zijn vergaderagenda? Of nee, want elk raadslid heeft het recht moties in te dienen en door het niet te agenderen wordt dat recht “om zeep geholpen”?

      Antwoord: Ja, de raad kan besluiten de aangekondigde motie niet te agenderen. Maar alleen als het om agendatechnische redenen niet zou kunnen, of het onderwerp geagendeerd is voor een volgende vergadering. Het recht van een raadslid om een motie in te dienen is een fundamenteel instrument dat niet om partijpolitieke redenen mag worden beknot. Immers, als men het niet eens is met de motie, kan men tegen stemmen.

      Intrekking raadsbesluit: wat is de hiervoor aangewezen procedure?

      Antwoord: 
      Vooropgesteld: de raad kan een eerder genomen besluit alsnog intrekken of wijzigen.

      Een raadsbesluit kan (feitelijk) teniet worden gedaan door:
      1. De raad zelf (intrekking);

      2.Op voorstel van een raadslid (initiatiefvoorstel) bij  raadsbesluit;

      3. Feitelijk door geen (voldoende) krediet ter beschikking te stellen voor uitvoering
      (NB dit is oneigenlijk, maar komt in de praktijk wel voor).

      4. Vernietiging van besluit op voorstel van:

      a. Burgemeester

      b. Raadslid;

      c.  Burger.
      Wat betreft sub 4 vernietiging: met inachtneming van het Beleidskader Schorsing en vernietiging

      Kan worden geamendeerd op de inhoud van een beleidsnota of visie? 

      Het raadsvoorstel is een visie vast te stellen.
      Als raadsleden deze willen amenderen, kunnen ze dan op de inhoud van een beleidsnota of visie amenderen?

      Antwoord: Ja, mits in het amendement precies wordt aangegeven wat er moet worden aangepast. Het amendement kan dan luiden: besluiten tot vaststelling van de visie/nota, met dien verstande dat: blz. X van het document Y als volgt wordt aangepast: (tekst aanpassing).
      NB om in de praktijk ‘last minute wijzigingen op onderdelen’ te voorkomen en de besluitvorming overzichtelijk te houden, is de aanbeveling om, zeker bij omvangrijke beleidsstukken, in het conceptraadsbesluit meer expliciete beslispunten op te nemen: dus niet “gaat akkoord met de visie”, maar “gaat akkoord met de in de visie opgenomen volgende beslispunten:..”.  

      Hierop voortbouwend:  
      Het is wel belangrijk om een onderscheid te maken tussen feiten en beslispunten.
      Als in een voorgelegd raadsbesluit de onderliggende feiten en de door de raad te nemen beslispunten niet helder worden onderscheiden ontstaat er de vraagstelling omtrent de amendeerbaarheid. Met een betere voorbereiding kan dit worden voorkomen.  
      Een werkwijze zou kunnen zijn om in het driehoeksoverleg afspraken te maken, dat bij voorstellen waarbij een beleidsnotitie ter vaststelling wordt voorgelegd aan de raad in het conceptbesluit een aantal kenmerkende beslispunten worden opgenomen.
      Wat moet een raad vaststellen? Het gaat daarbij voornamelijk om de kaders/uitgangspunten en niet om de inhoud op zich, tenzij dit laatste expliciet is voorgeschreven.  

      Verandering aanstelling wethouder van 36 uur na 32 uur: wie moet het besluit daartoe ondertekenen?

      Een wethouder wil zijn aanstelling van 36 uur veranderen naar 32 uur. Wie moet het besluit daartoe ondertekenen? Immers  de oorspronkelijke ‘aanstellingsbrieven’ zijn niet ondertekend door de raad maar door de afdeling P&O, lees gemeentesecretaris. Dus als daar een wijziging in optreedt, moet ook de gemeentesecretaris het gewijzigde besluit ondertekenen?

      Antwoord: 
      Artikel 36 tweede lid Gemeentewet: De raad kan besluiten dat het wethouderschap in deeltijd wordt uitgeoefend. Lid 4: de raad stelt bij de benoeming van de wethouders de tijdsbestedingsnorm van elke wethouder vast.
      De raad bepaalt de omvang, dus voor aanpassing van 36 naar 32 uur is een raadsbesluit vereist. 

      Kan een wethouder tijdelijk worden vervangen in verband met zorg voor terminaal zieke echtgenote? 

      Antwoord: Artikel 45 Gemeentewet voorziet niet in deze situatie. Naar de mening van de vraagbaak is dit ten onrechte. Het onderwerp is door de vraagbaak onder de actieve aandacht gebracht van de wethoudersvereniging. Voor het betreffende praktijkgeval is men voor dit moment helaas aangewezen op een coulante oplossing binnen de bestuurlijke constellatie van de betreffende gemeente.

      Benoemingsprocedure wethouder: kan de raad zelf bepalen of sprake is van een aanbeveling of voordracht?

      Antwoord:
      Het is niet mogelijk om zelf als raad te kiezen tussen voordracht en aanbeveling. Het betreft een vrije stemming, er kunnen ook andere namen op het stembriefje worden ingevuld. Het is niet aan een partij of de raad om te bepalen dat er geen andere persoon benoemd kan worden.  
      Er is alleen sprake van een voordracht als dat uit een wet voortvloeit. Dan moet er sprake zijn van een benoeming waarbij er wettelijk of reglementair geen tegenkandidaten kunnen worden voorgedragen en een raadslid ‘behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht is beperkt’ (aldus artikel 28 Gemeentewet).
      Voor het overige zijn het aanbevelingen.
      Het verwarrende is dat een kandidaat wethouder wordt ‘voorgedragen’ door een raadsfractie, maar er is in wettelijke zin geen sprake van een voordracht (aldus ook toelichting RvO).  

      Vormt het dragen van een Davidsster met tekst ‘Niet gevaccineerd’ door een inspreker tijdens een openbare (digitale) commissievergadering voor de voorzitter een aanleiding om op te treden?  

      Antwoord:
      Het is een illusie om elke situatie te kunnen regelen via een vergaderreglement of verordening.
      In een voorkomend geval kan een voorzitter terugvallen op de vangnetbepaling ‘in overige gevallen beslist de raad/de voorzitter’. 
      Een voorval welke commotie veroorzaakt kan aanleiding vormen om de regels aan te scherpen. De aanbeveling is om een door te voeren gedragslijn in het presidium of fractievoorzittersoverleg te bespreken, zodat de voorzitter in voorkomende gevallen ruggensteun heeft.
      Veder kan in een reglement of verordening worden geregeld dat ook insprekers zich behoorlijk hebben te gedragen in woord en verschijning, zulks ter beoordeling aan de voorzitter. Daaraan kan dan worden gekoppeld dat de voorzitter (eventueel na overleg met de fractievoorzitters) bevoegd is om in te grijpen.  

      Waarom kan niet worden ingesproken over onderwerpen welke vatbaar zijn voor bezwaar en beroep?  

      Antwoord:
      Spreekrecht kan wel bij besluiten die nog genomen moeten worden door de gemeente en waartegen bezwaar of beroep open staat. De burger moet dan de gelegenheid hebben via spreekrecht nog invloed uit te oefenen op de besluitvorming.

      Spreekrecht mag niet als deze besluiten al genomen zijn en er bezwaar of beroep tegen openstaat of heeft opengestaan. Het is onwenselijk als dan tevens gebruik kan worden gemaakt van spreekrecht, omdat dan verschillende procedures door elkaar gaan lopen. De gerechtelijke procedures gaan voor het spreekrecht.

      Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 september 2010 (zaaknummer 200901515/1/R2).

      ECLI:NL:RVS:2010:BN7034, voorheen LJN BN7034, Raad van State, 200901515/1/R2 (rechtspraak.nl)

      Delegeren van bevoegdheden door de raad: bestaan er randvoorwaarden?

      Delegeren van bevoegdheden door Provinciale Staten:
      - Om welke specifieke bevoegdheden het kan gaan bij delegatie en welke hiervan echt zijn uitgesloten?

      - Voorwaarden aan het opstellen van een dergelijk besluit tot delegatie zodat duidelijk is wat je allemaal moet regelen en wat je uit handen geeft aan wie.

      Antwoord
      Terzake wordt verwezen naar de uitgave Tekst & Commentaar artikel 152 Provinciewet. Bijlage